5.2 Chromosomen bestuderen

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.2 Chromosomen bekijken
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.2 Chromosomen bekijken

Slide 1 - Slide

Vandaag
herhaling 5.1
uitleg 5.2
knippen en plakken
werken aan 5.1 en 5.2

Slide 2 - Slide

Wat is de definitie van het genoom?
A
Alle genen van het DNA uit de kern in een individu.
B
Alle genen van het DNA uit mitochondriën in een individu.
C
Alle genen van het DNA uit de kern en de mitochondriën in een individu.
D
Alle genen van het DNA uit de geslachtscellen in een individu.

Slide 3 - Quiz

Op welk moment ontstaat het genotype van een mens?
A
Bij de geboorte
B
Bij de bevruchting
C
Door de invloed van milieuomstandigheden
D
Als het fenotype bepaald is.

Slide 4 - Quiz

Wat is een allel?
A
Dit is een andere benaming voor een gen
B
Dit is een erfelijke ziekte
C
Dit is een mutatie in en geslachtschromosoom
D
Dit is een variant van een gen

Slide 5 - Quiz

5.2 Leerdoelen
3. Je herkent in een karyogram geslachtschromosomen en autosomen en benoemt het karyotype. 
4. Je beschrijft verschillende typen mutaties en noemt oorzaken. 
5. Je trekt aan de hand van een karyogram conclusies over mutaties. 
6. Je legt uit hoe variaties in de haplotypen van de chromosomen in de geslachtscellen ontstaan en hoe de meiose leidt tot variatie bij het nageslacht. 

Slide 6 - Slide

5.2 Begrippen
Karyogram, Autosomen, Geslachtschromosomen (X en Y), SRY-gen, Genoommutatie, Chromosoommutatie, Translocatie, Crossing-over, Puntmutatie, Recombinatie, frameshift.

Slide 7 - Slide

Autosomen/ geslachtschromosomen
Geslachtschromosomen: het chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt
Autosomen: alle andere chromosomen.
XX, XY bij mensen.

Slide 8 - Slide

Karyogram (foto)
  • Alle chromosomen gerangschikt op lengte
  • Homologe chromosomen bij elkaar

Slide 9 - Slide

Karyotype
Tekstuele vertaling van het karyogram
Totaal aantal chromosomen, type geslachtschromosomen

Karyotype = 46, XX

Slide 10 - Slide

Knippen en plakken

Slide 11 - Slide

Wat is het karyotype?

Slide 12 - Slide

Karyotype
45, X 

Er ontbreekt een geslachtschromosoom
= Syndroom van Turner

Slide 13 - Slide

Karyotype
47, XX +21 of
47, XY, +21

Trisomie 21 = syndroom van Down

Slide 14 - Slide

Genetische variatie
Genetische variatie onstaat door:

* mutaties
* recombinatie

Slide 15 - Slide

Mutaties
- Bij elke celdeling kunnen kopieer- of delingsfouten plaatsvinden --> mutaties
- Als dit gebeurt bij het aanmaken van geslachtscellen dan erven de nakomelingen dit veranderde DNA over.

Sommige invloeden van buitenaf vergroten de kans op mutaties: UV straling, radioactieve straling, chemische stoffen (roken bijv).
Deze invloeden noem je mutageen.

Slide 16 - Slide

Mutaties
Een mutatie is een verandering in de basenvolgorde van het DNA of in het aantal chromosomen.

Bij een verandering in de basenvolgorde in een gen kan het eiwit dat hier door wordt gecodeerd anders gaan werken. 
Het werkt niet meer of het werkt juist extra goed. 

Daardoor levert het een ander allel en dus een andere eigenschap op.


Slide 17 - Slide

Mutaties
Puntmutatie: één basenpaar is gewijzigd

Chromosoommutatie: deel van een chromosoom is gewijzigd  (meerdere genen)

Genoommutatie: wijziging in hele chromosomen (minder of meer)

Slide 18 - Slide

Puntmutatie
Frameshift

Slide 19 - Slide

Chromosoommutatie

Slide 20 - Slide

Genoommutatie

Slide 21 - Slide

Non-disjunctie tijdens Meiose

Slide 22 - Slide

Eigenschappen
Alle erfelijke eigenschappen zijn terug te voeren op de aan-/ afwezigheid van een eiwit.
Eiwitten kunnen de volgende functies vervullen:
hormoon, receptor, poort, transport, structuur, beweging, opslag, enzym, genregulatie.
Mutaties kunnen dus op verschillende plekken verschillende effecten hebben.

Slide 23 - Slide

Wat is juist?
A
geslachtschromosomen komen alleen voor in kernen van geslachtscellen
B
Zowel mannen als vrouwen hebben twee geslachtschromosomen

Slide 24 - Quiz

Bij het syndroom van Swyer ontbreekt het SRY-gen op het Y-chromosoom. Dit embryo ontwikkelt zich tot..
A
Man
B
Vrouw

Slide 25 - Quiz

Bij bepaling van de hoeveelheid DNA per kern in spermacellen blijkt dat ong. de helft van de spermacellen iets meer DNA bevat dan de andere helft.
Verklaar dit verschil.

Slide 26 - Open question

Het syndroom van Marfan is een aangeboren aandoening aan het bindweefsel. Door een mutatie van één nucleotidepaar in het gen voor een bepaald eiwit, werkt het eiwit niet goed meer.
Om wat voor type mutatie gaat het hier?
A
Chromosoommutatie
B
Puntmutatie
C
Genoommutatie
D
Genmutatie

Slide 27 - Quiz

Leg uit dat een frameshift mutatie waarschijnlijk grotere gevolgen heeft dan één base-vervanging

Slide 28 - Open question

Wat is het verschil tussen crossing-over en translocatie?

Slide 29 - Open question

5.2 Leerdoelen
3. Je herkent in een karyogram geslachtschromosomen en autosomen en benoemt het karyotype. 
4. Je beschrijft verschillende typen mutaties en noemt oorzaken. 
5. Je trekt aan de hand van een karyogram conclusies over mutaties. 
6. Je legt uit hoe variaties in de haplotypen van de chromosomen in de geslachtscellen ontstaan en hoe de meiose leidt tot variatie bij het nageslacht. 

Slide 30 - Slide