What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
§3 Formuleren Verwijzen naar de- en het-woorden
Formuleren §3
Nieuw Nederlands
Verwijzen naar de- en het-woorden
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Formuleren §3
Nieuw Nederlands
Verwijzen naar de- en het-woorden
Slide 1 - Slide
Lesplanning
15 minuten lezen
Lesdoel
Theorie Formuleren §3
Zelf aan de slag!
Slide 2 - Slide
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Toets Formuleren
Woendag 29 mei (voor A1a nog niet zeker)
§1 tot en met §6
Denk aan toetsen/onderdelen die nog niet ingeleverd zijn
Slide 4 - Slide
Lesdoel
Ik kan op de juiste manier verwijzen naar de- en het-woorden in zinnen.
Slide 5 - Slide
§3 formuleren verwijzen
Naar mannelijke of vrouwelijke woorden (dat zijn alle de-woorden) verwijs je met die en deze
Naar onzijdige woorden (dat zijn alle het-woorden) verwijs je met dit en dat
Naar een hele zin verwijs je met dat
Slide 6 - Slide
Ezelsbruggetje:
dez
E
en di
E
gebruik je bij
d
E
-woorden
(deze is dichtbij, die is verder weg)
di
T
en da
T
gebruik je bij
he
T
-woorden
(dit is dichtbij, dat is verder weg)
Slide 7 - Slide
Weet je niet of het een de- of het-woord is?
Je ziet bij het lidwoord 'een' aan een bijvoeglijk naamwoord of het een de- of het-woord is!
De
sterk
e
man - Een sterk
e
man
(2 x bn met -
e
op het eind, bij
de-woord
krijgt bn altijd een -
e
!)
Het
sterk
e
paard - Een sterk paard
(geen -
e
bij het bn na 'een' dus:
het-woord
)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Vul het juiste verwijzende woord in:
De spijkerbroek ...... ik in de etalage zag hangen, was erg duur.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 10 - Quiz
Vul het juiste verwijzende woord in:
Het meisje, ...... bruine haren en blauwe ogen heeft, wil later graag fotomodel worden.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 11 - Quiz
Vul het juiste verwijzende woord in:
De boeken die daar staan zijn dun, maar ...... hier zijn juist heel erg dik.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 12 - Quiz
Vul het juiste verwijzende woord in:
Ajax heeft de finale gewonnen en .... vinden de supporters geweldig!
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 13 - Quiz
Aan de slag! (AH)
Wat
? Opdracht 1, 2 en 4 van Formuleren §3
Hoe
? Lesboek en schrift blz. 234
Tijd
? 10 minuten, rest huiswerk
Hulp
? Je mag zachtjes overleggen
Uitkomst?
Zelf nakijken
Klaar
?
Oefen online Cursus 6 Formuleren §3
Slide 14 - Slide
Aan de slag! (A)
Wat
? Opdracht 1, 2, 3 en 5 van Formuleren §3
Hoe
? Lesboek en schrift blz. 234
Tijd
? 10 minuten, rest huiswerk
Hulp
? Je mag zachtjes overleggen
Uitkomst?
Zelf nakijken
Klaar
?
Oefen online Cursus 6 Formuleren §3
Slide 15 - Slide
More lessons like this
§3 Formuleren Verwijzen naar de- en het-woorden
May 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
§3 Formuleren Verwijzen naar de- en het-woorden
November 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
§3 Formuleren Verwijzen naar de- en het-woorden
November 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1hv Formuleren H2 Verwijzen naar de- en het-woorden
December 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1hv Formuleren p.3 Verwijzen naar de- en het-woorden
December 2021
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
§4 Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
May 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1hv Formuleren H2 Verwijzen naar de- en het-woorden
April 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren 3 en 4
December 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1