What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1hv Formuleren p.3 Verwijzen naar de- en het-woorden
Formuleren
Nieuw Nederlands
Verwijzen naar de- en het-woorden
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Formuleren
Nieuw Nederlands
Verwijzen naar de- en het-woorden
Slide 1 - Slide
Lesplanning
Nakijken grammatica
Theorie Formuleren p3
Zelf aan de slag!
Nakijken
Slide 2 - Slide
Lesdoel
Ik kan op de juiste manier verwijzen naar de- en het-woorden in zinnen.
Slide 3 - Slide
H2 verwijzen
Naar mannelijke of vrouwelijke woorden (dat zijn alle de-woorden) verwijs je met die en deze
Naar onzijdige woorden (dat zijn alle het-woorden) verwijs je met dit en dat
Naar een hele zin verwijs je met dat
Slide 4 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
Wat weten we nog?
Slide 5 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
De- woorden (mannelijk of vrouwelijk)
Het-woorden (onzijdig)
Dit is het enige verschil dat je moet kennen!
Slide 6 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
De- woorden (mannelijk of vrouwelijk) verwijs je met deze/die
Het-woorden (onzijdig) verwijs met dit of dat
Slide 7 - Slide
Ezelsbruggetje:
dez
E
en di
E
gebruik je bij
d
E
-woorden
(deze is dichtbij, die is verder weg)
di
T
en da
T
gebruik je bij
he
T
-woorden
(dit is dichtbij, dat is verder weg)
Slide 8 - Slide
Weet je niet of het een de- of het-woord is?
Je ziet bij het lidwoord 'een' aan een bijvoeglijk naamwoord of het een de- of het-woord is!
De
sterk
e
man - Een sterk
e
man
(2 x bn met -
e
op het eind, bij
de-woord
krijgt bn altijd een -
e
!)
Het
sterk
e
paard - Een sterk paard
(geen -
e
bij het bn na 'een' dus:
het-woord
)
Slide 9 - Slide
Vul het juiste verwijzende woord in:
De spijkerbroek ...... ik in de etalage zag hangen, was erg duur.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 10 - Quiz
Vul het juiste verwijzende woord in:
Het meisje, ...... bruine haren en blauwe ogen heeft, wil later graag fotomodel worden.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 11 - Quiz
Vul het juiste verwijzende woord in:
De boeken die daar staan zijn dun, maar ...... hier zijn juist heel erg dik.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 12 - Quiz
Vul het juiste verwijzende woord in:
Ajax heeft de finale gewonnen en .... vinden de supporters geweldig!
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 13 - Quiz
Aan de slag!
Wat
? Opdracht 2 en 3 van Formuleren p. 3
Hoe
? Lesboek (234) en schrift!
Tijd
? 20 minuten, rest huiswerk
Hulp
? Je mag zachtjes overleggen
Klaar
?
Maken opdracht 16 in grammaticaboek
Slide 14 - Slide
More lessons like this
§3 Formuleren Verwijzen naar de- en het-woorden
November 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
§3 Formuleren Verwijzen naar de- en het-woorden
May 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
§3 Formuleren Verwijzen naar de- en het-woorden
November 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1hv Formuleren H2 Verwijzen naar de- en het-woorden
December 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren 3 en 4
December 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
§3 Formuleren Verwijzen naar de- en het-woorden
May 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren paragraaf 3 + 4
April 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1HV Formuleren: verwijswoorden paragraaf 3 en 4
December 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2