woordenschat h. 3 en 4

Welke signaalwoorden horen bij het verband 'tegenstelling'?
1 / 13
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welke signaalwoorden horen bij het verband 'tegenstelling'?

Slide 1 - Open question

obstakel
A
duur
B
groot
C
gevaarlijk
D
niet zeker weten

Slide 2 - Quiz

regionaal
A
het openbaar vervoer
B
streekgebonden
C
de godsdienst
D
gedoe

Slide 3 - Quiz

Wat zijn tradities?
A
bekende verhalen
B
jaarlijkse feestdagen
C
lampiontochten
D
oude gebruiken

Slide 4 - Quiz

'illustreren' is .................
A
exact
B
traditie
C
luisteren
D
duidelijk maken

Slide 5 - Quiz

Wat een circus maakt zij van haar verjaardag zeg.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quiz

De bloemetjes buiten zetten
A
Heel erg blij zijn
B
Veel eten
C
Eropuit gaan om feest te vieren
D
Tuinieren

Slide 7 - Quiz

Nu heb je de ... aan het dansen

Slide 8 - Open question

wat met het boerenbedrijf
te maken heeft

Slide 9 - Open question

Welke uitdrukking past bij de zin? (2/4)

Marieke had vroeger altijd ruzie met haar broer en dat is nu nog steeds zo.
timer
0:30
A
water en vuur zijn
B
Bij hoog en laag volhouden
C
Er niet warm of koud van worden
D
na veel plussen en minnen

Slide 10 - Quiz

Welke uitdrukking past bij de zin? (1/4)

Zlatko is al twee keer gezakt voor zijn rijbewijs, maar hij zal ooit een keer slagen.
timer
0:30
A
Door dik en dun steunen
B
Bij hoog en laag volhouden
C
Er niet warm of koud van worden
D
vroeg of laat

Slide 11 - Quiz

Welke uitdrukking past bij de zin? (3/4)

Sem heeft lang nagedacht wat het goedkoopst voor em is en nu is hij eruit: hij neemt een prepaidtelefoon en geen abbonement.
timer
0:30
A
vroeg of laat
B
Bij hoog en laag volhouden
C
Er niet warm of koud van worden
D
na veel plussen en minnen

Slide 12 - Quiz

Welke uitdrukking past bij de zin? (4/4)

Iedereen vond de nieuwe cd van Adele prachtig, maar Karo vond er niets aan.
timer
0:30
A
geen kik geven
B
Bij hoog en laag volhouden
C
Er niet warm of koud van worden
D
geen interesse tonen

Slide 13 - Quiz