1.4 Grammatica: herhalen zinsdelen

Grammatica herhaling
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammatica herhaling

Slide 1 - Slide

Noteer kort de zeven stappen van het redekundig ontleden in de juiste volgorde.

Slide 2 - Open question

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Open question

Jij eet je maaltijd met mes en vork.
Wat is de persoonsvorm in de zin?
A
Jij
B
je
C
eet
D
met

Slide 4 - Quiz

Met welke vraag vind je het onderwerp?
A
wie/wat?
B
wie/wat + lijdend voorwerp?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde?
D
wie/wat + meewerkend voorwerp?

Slide 5 - Quiz

Mijn vader, mijn broer en ik peddelen in een kano.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
Mijn vader
B
mijn broer
C
ik
D
Mijn vader, mijn broer en ik

Slide 6 - Quiz

Met welke vraag vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 7 - Open question

Mama geeft ons allemaal een bord met pasta.
Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
A
Mama
B
allemaal
C
een bord met pasta
D
pasta

Slide 8 - Quiz

Met welke vraag vind je het meewerkend voorwerp in de zin?

Slide 9 - Open question

Mama geeft ons allemaal een bord vol pasta.
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
A
Mama
B
ons
C
allemaal
D
een bord vol pasta

Slide 10 - Quiz

Opa laat de kleintjes zijn kunstgebit zien.
Wat is het onderwerp in de zin?
A
Opa
B
kunstgebit
C
zijn kunstgebit
D
laat zien

Slide 11 - Quiz

Opa laat de kleintjes zijn kunstgebit zien.
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
A
Opa
B
de kleintjes
C
laat zien
D
zijn kunstgebit

Slide 12 - Quiz

Hoe noem je de zinsdelen die overblijven?
A
onderwerpen
B
bijwoordelijke bepalingen
C
meewerkend voorwerpen
D
lijdend voorwerpen

Slide 13 - Quiz

Hij nam meteen een foto met zijn mobiel.
Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?
A
'een foto' en 'met zijn mobiel'
B
'meteen' en 'een foto'
C
'meteen' en 'met zijn mobiel'
D
'Hij' en 'meteen'

Slide 14 - Quiz