3.9 spelling bkth

3.9 spelling
1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.9 spelling

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • spelling persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
  • spelling meervoud zelfstandige naamwoorden 
  • spelling dicteewoorden

Slide 2 - Slide

Wat zijn sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 3 - Mind map

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 4 - Quiz

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 5 - Quiz

Hoe spel je de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden?

Slide 6 - Mind map

Persoonsvorm in de verleden tijd
* Klankveranderende werkwoorden --> Schrijf wat je hoort

* Klankvaste of zwakke werkwoorden --> ik-vorm + te(n) 
                                                                                --> ik-vorm + de(n)

Ezelsbruggetje: 't sexy fokschaap

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Faxen (vt)
De meeste bedrijven [...] niet meer met hun klanten.

Slide 9 - Open question

De docent (starten) de les en (controleren) het huiswerk.

Slide 10 - Open question

Vul de persoonsvorm verleden tijd in: De hond van de buren (blaffen) erg hard

Slide 11 - Open question

Opdracht 3
De volgende vragen horen bij opdracht 3 op blz 188

Slide 12 - Slide

Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Een andere naam voor zwakke werkwoorden is regelmatige werkwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Je kijkt naar de laatste letter van de stam om te bepalen of je een ww in de verleden tijd met -te(n) of -de(n) schrijft.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Je schrijft in de verleden tijd -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Als de stam van een ww op -p eindigt, dan schrijf je verleden tijd met -de(n)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Als de stam van een ww op -t eindigt, dan schrijf je verleden tijd met -te(n)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Huiswerk

 Opdracht 4, 5 en 6 blz 188

Slide 19 - Slide

Deel 2

Slide 20 - Slide

Wij verhui....... (vt) vroeger met regelmaat.

Slide 21 - Open question

kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 22 - Open question

Vul de persoonsvorm verleden tijd in: Wanneer (zenden) je me het boek terug?

Slide 23 - Open question

Nakijken opdracht 4 blz 188

Slide 24 - Slide

Nakijken opdracht 5 blz 189

Slide 25 - Slide

Nakijken opdracht 6 blz 189

Slide 26 - Slide

Wat kun je achter een zelfstandig naamwoord plaatsen om er meervoud van te maken?

Slide 27 - Mind map

Uitleg van de regels
melodie - melodieën (klemtoon ligt op die)
bacterie - bacteriën (klemtoon ligt op te)
fee - feeën
museum - museums/ musea
technicus - technici

Slide 28 - Slide

Als een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het
meervoud met
A
-een
B
-ën
C
-en
D
eën

Slide 29 - Quiz

meervoud van zelfstandige naamwoorden: baby en pasta
A
babys en pastas
B
baby's en pastaas
C
baby's en pasta's
D
babys en pasta's

Slide 30 - Quiz

Wanneer schrijf je het meervoud van een zelfstandig naamwoord met -ieën?
A
als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt.
B
als de klemtoon wel op de laatste lettergreep valt.
C
als een woord in het enkelvoud op -ee eindigt.
D
door het op te zoeken op google :)

Slide 31 - Quiz

Welk meervoud van een zelfstandig naamwoord op een -ie is verkeerd geschreven?
A
Democratieën
B
Categorieën
C
Kolonieën
D
Knieën

Slide 32 - Quiz

Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord :
knie
A
Kniën
B
Knies
C
Knieën

Slide 33 - Quiz

Klopt deze spellingsregel?

Sommige zelfstandig naamwoorden hebben twee vormen in het meervoud.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden hebben altijd een meervoud.
A
niet waar
B
waar

Slide 35 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden uit het Latijn die eindigen op -us krijgen in het meervoud een -i in plaats van -us.
politicus-politici
A
niet waar
B
waar

Slide 36 - Quiz

Opdracht 1 blz 187 

Slide 37 - Slide

Opdracht 9 blz 191

Slide 38 - Slide

Huiswerk

Opdracht  10bcde, 11abef, 13abde

Slide 39 - Slide

Deel 3

Slide 40 - Slide

Datum heeft een dubbel meervoud.
A
niet waar
B
waar

Slide 41 - Quiz

Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord :
ski
A
Skiën
B
Ski's

Slide 42 - Quiz

Welk meervoud is verkeerd gespeld?
A
kopiën
B
oliën
C
zeeën
D
ideeën

Slide 43 - Quiz

Dicteewoorden
De docent dicteert de woorden. Verbeter met een andere kleur. Oefen daarna zelf nog spelling van de dicteewoorden met k-klank op bladzijde 192, zeker de woorden die je nog fout had. 

Slide 44 - Slide

Nakijken opdracht 10 blz 191

Slide 45 - Slide

Nakijken opdracht 11 blz 191



a galerieën/galeries
b sleeën
c medici
d centra/centrums
e industrieën
f economieën

Slide 46 - Slide

Nakijken opdracht 11 blz 191


a Wilde Eefje geen kroketten of lustte ze die niet?
b Nee, zij bedacht hoeveel calorieën die bevatten.
c Verschillende media berichtten ons hierover.
d Zij waarschuwden ons voor ongezonde eetgewoontes/eetgewoonten.
e De meeste kinderen beseften welke producten gezond waren.
f Konden politici hier geen wetten voor maken?

Slide 47 - Slide

Snapte je de leer- en oefenstof goed?
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll