Donderdag 26 augustus 2021

Donderdag 26 augustus 2021
08.30 - 08.45 uur Inloop 
12.10 - 12.40 uur Pauze
08.45 - 09.20  uur Luisteren
Jeugdjournaal
12.40 - 13.30 uur
Presenteren Disk Taak 3 
09.20 - 10.10 uur Woordenschat
Woorden thema Kennismaken
13.30 - 14.20 uur Woordenschat
Quizlet/Kahoot
10.10 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.20 uur Disk
Zelfstandig werken in Disk
11.20 - 12.10 uur Schrijven

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donderdag 26 augustus 2021
08.30 - 08.45 uur Inloop 
12.10 - 12.40 uur Pauze
08.45 - 09.20  uur Luisteren
Jeugdjournaal
12.40 - 13.30 uur
Presenteren Disk Taak 3 
09.20 - 10.10 uur Woordenschat
Woorden thema Kennismaken
13.30 - 14.20 uur Woordenschat
Quizlet/Kahoot
10.10 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.20 uur Disk
Zelfstandig werken in Disk
11.20 - 12.10 uur Schrijven

Slide 1 - Slide

Inloop Wie is het?
Schrijf 5 dingen over jezelf op. Alles mag, maar niet je naam!
Bijvoorbeeld:
  • hoe oud je bent;
  • waar je woont;
  • wat je favoriete kleur is;
  • of je broers of zussen hebt;
  • welke sport je leuk vindt.
Klaar? Geef je papier aan de docent. De docent gaat nu de papieren voorlezen. Kan jij raden wie het is?

Slide 2 - Slide

Jeugdjournaal 
We kijken en luisteren naar het Jeugdjournaal, als het is afgelopen stelt de docent vragen,

Slide 3 - Slide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Kennismaken.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 4 - Slide

streng
  • als iemand wil dat anderen zich aan de regels houden en snel een straf geeft;
  • streng zijn als iemand niet doet wat je zegt;
  • Zin: De docent is soms streng. Wij moeten dan goed naar haar luisteren.

Slide 5 - Slide

vanaf
  • dit woord gebruik je om te zeggen wanneer iets begint;
  • dit woord gebruik je om te zeggen waar iets begint.
  • Zin: Vanaf maandag begint de school.
  • Zin: Wij gaan morgen met de fiets. We vertrekken vanaf school.

Slide 6 - Slide

de uitspraak
  • de manier hoe je een woord zegt;
  • de manier hoe je een zin zegt;
  • zin: De uitspraak van de Nederlandse woorden is belangrijk.
  • zin: De uitspraak van sommige Nederlandse woorden is moeilijk.

Slide 7 - Slide

Verschillen (werkwoord)
  • betekent: anders zijn dan een ander persoon;
  • Werkwoord: ik verschil, hij verschilt, wij verschillen;
  • Zin: Alle mensen verschillen van elkaar. Wij zijn allemaal anders.

Slide 8 - Slide

de woning
  • het huis waar je woont;
  • een woning kan zijn: een huis, een appartement, een villa.
  • zin: Mijn woning is niet zo groot, maar wel mooi. Mijn woning heeft 3 kamers.

Slide 9 - Slide

In welke zin wordt het woord
verschillen
goed gebruikt?
A
Zij doen alles hetzelfde. Zij verschillen veel van elkaar.
B
Zij doen alles anders. Zij verschillen van elkaar.
C
Zij lijken heel erg op elkaar. Zij verschillen veel.
D
Zij doen veel dingen samen. Zij verschillen van elkaar.

Slide 10 - Quiz

Maak de zin af:
Mijn docent is soms streng, omdat....

Slide 11 - Open question

In welke zin wordt het woord
vanaf
goed gebruikt?
A
De sport begint dinsdag. Vanaf maandag gaan wij sporten.
B
De sport begint volgende week. Vanaf morgen gaan wij sporten.
C
De sport begint vanaf woensdag. Vanaf woensdag gaan wij sporten.

Slide 12 - Quiz

Maak een zin met het woord:
de uitspraak

Slide 13 - Open question

Zoek een foto van jouw favoriete woning

Slide 14 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 15 - Slide

Als ik Nederlands moet praten, vind ik de ............. moeilijk.

Slide 16 - Open question

Ik lijk heel veel op mijn moeder. Onze gezichten ........... niet zo veel.

Slide 17 - Open question

Als wij niet goed luisteren, is de docent heel erg .......

Slide 18 - Open question

................ morgen is de zomer voorbij. Dan gaat het veel regenen.

Slide 19 - Open question

De ......... van mijn buren is heel anders dan die van mij. Ik heb veel ramen en zij niet.

Slide 20 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: streng, de uitspraak, vanaf, verschillen, de woning

Slide 21 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 22 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Kennismaken

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 23 - Slide

Schrijven
Aan het einde van deze les, weet je:

  • hoe je een brief moet beginnen;
  • hoe je een brief moet afsluiten;
  • welke informatie belangrijk is in een brief.

Slide 24 - Slide

Opdracht schrijven
Je gaat iets schrijven over je beste vriend/vriendin. Je schrijft de brief aan je docent.
  • hoe begin je de brief? (aanhef)
  • welke informatie schrijf je in de brief? (3 dingen over je beste vriend/vriendin hoe hij/zij eruit ziet, wat doen jullie allemaal samen?
  • hoe eindig je de brief (afsluiting)
  • denk aan: hoofdletters, leestekens (punt, vraagteken)

Slide 25 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Rekenen
Je werkt in je werkboek.
In het werkboek staat soms een opdracht of een uitlegfilm die je moet maken/bekijken op je laptop.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link