2W5 Syndroom van Down

Down
1 / 22
next
Slide 1: Slide
AFPMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Down

Slide 1 - Slide

lesdoel
  • Je legt uit wat oorzaken zijn bij het ontstaan van de ziekte
  • Je geeft een aantal kenmerkende klachten van de ziekte

Slide 2 - Slide

Wat weet je al? 
Beantwoord onderstaande vragen vanuit je voorkennis: 
1. Wat is de oorzaak van het Syndroom van Down?
2. Welke uiterlijke kenmerken heeft het Syndroom van Down? Noem er zoveel mogelijk
3. Mensen met het Syndroom van Down hebben een grotere kans op verschillende aandoeningen. Kan jij er één of meer noemen?

Slide 3 - Slide

oorzaak downsyndroom
  • voorlopers van eicellen (met 46 chromosomen) delen zich om te vermeerderen, tot aan de 7e maand van de zwangerschap
  • het resulteert in 1 miljoen eitjes (per eierstok) bij de geboorte
  • tot de puberteit sterft nog eens 75% van alle eitjes

Slide 4 - Slide

oorzaak downsyndroom
  • hormonen zorgen er vanaf de puberteit voor dat de geslachtscellen zich delen  (van 46 naar 23 chromosomen)  (van het eitje dat zal ovuleren)
  • deze celdeling heeft meiose

Slide 5 - Slide

oorzaak downsyndroom
  • bij bevruchting heeft het eitje 23 chromosomen, zo ook de zaadcel
  • samen hebben ze dan weer 46 chromosomen en een nieuw leven kan beginnen
  • maar soms gaat het kopiëren van chromosomen niet goed...

Slide 6 - Slide

oorzaak downsyndroom
  • wanneer het eitje goed rijpt zal de deling van 46 naar 23 chromosomen in gang gezet worden
  • door een fout ontstaan er in het eitje twee chromosomen
  • na versmelting met een zaadcel heeft het bevruchte eitje dus drie chromosomen 21 (trisomie-21)

Slide 7 - Slide

oorzaak downsyndroom
  • hoe langer een eitje heeft moeten wachten tot eisprong, hoe groter de kans dat een deling niet goed verloopt
  • bij een zaadcel kan eenzelfde delingsfout voorkomen (maar komt minder vaak voor)

Slide 8 - Slide

symptomen downsyndroom
  • scheefstaande ogen
  • weinig achterhoofd
  • dikke tong
  • brede korte nek
  • kromme pink
  • ruimte tussen 1e en 2e teen
  • verstandelijk beperkt
  • ondermaatse lengte

Slide 9 - Slide

complicaties downsyndroom
1 hersenproblemen

  • epilepsie
  • herseninfarct
  • (jeugd)dementie
1

Slide 10 - Slide

complicaties downsyndroom
2 hart- en vaatproblemen

  • hartfalen (door een gaatje in de tussenwand)
  • suikerziekte
2

Slide 11 - Slide

complicaties downsyndroom
3 zintuiglijke problemen

  • slechthorend
  • scheelzien
3

Slide 12 - Slide

Opdracht: 3 video's
Noteer van iedere video:
1. Bij welke activiteiten heeft de cliënt zorg nodig denk je?
2. Hoe communiceert de cliënt met het Syndroom van Down met zijn omgeving? 
3. Hoe communiceert de hulpverlener/buitenwereld met de persoon die Down heeft? (alleen bij video 1 en 2)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Begeleiding
Personen met Downsyndroom zijn niet allemaal hetzelfde! Grote verschillen vooral bij het begrijpen van taal, spreken en zelfredzaamheid. 
- niet te lange zinnen gebruiken
- gebruik plaatjes
- maak oogcontact











Slide 17 - Slide

- geef tijd om informatie te verwerken: spraak is vaak minder goed dan het taalbegrip 
- maak gebruik  tekeningen/ foto’s/ picto’s.
- Kondig gebeurtenissen en activiteiten duidelijk aan. Z
- probeer de persoon met Downsyndroom zo leeftijdadequaat mogelijk te behandelen.
- geef grenzen aan bij ongepast gedrag.

Slide 18 - Slide

Het Syndroom van Down wordt veroorzaakt door
A
een externe oorzaak
B
micro-organismen
C
degeneratie
D
genetische afwijking

Slide 19 - Quiz

Noem minimaal drie uiterlijke kenmerken die je vaak ziet bij een cliënt met Down

Slide 20 - Open question

Noem minimaal twee aandoeningen die vaker voorkomen bij een cliënt met Down

Slide 21 - Open question

Lijkt het jou leuk om met deze doelgroep te werken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll