This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Herhalen Zakelijke brief
Zakelijke brief
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Formeel en informeel
Slide 7 - Slide
Formeel en informeel
Formeel:
- Je spreekt de ander aan met 'u'
- Je gebruikt nette taal
- Je bent netjes en beleefd
Tegen wie bijvoorbeeld?
Informeel:
- Je mag 'je' en 'jou' zeggen
- Vlottere taal gebruiken
- Je mag grapjes maken
Tegen wie bijvoorbeeld?
Slide 8 - Slide
Wat zijn tweelingfouten?
A
Wanneer je van twee woorden die veel op elkaar lijken het verkeerde woord gebruikt.
B
Twee woorden die in vorm of betekenis erg op elkaar lijken.
C
Wanneer je twee woorden met elkaar verwart.
D
Twee synoniemen door elkaar halen.
Slide 9 - Quiz
Tweelingfouten
Slide 10 - Slide
Tweelingfouten
Wat heb je nodig om een tweelingfout te kunnen maken?
Twee woorden die in vorm of betekenis heel erg op elkaar lijken.
Voorbeelden
leggen - liggen
kennen - kunnen
als - dan
Slide 11 - Slide
Tweelingfouten
Soms lijken twee woorden in vorm of betekenis veel op elkaar. Je kunt ze daardoor makkelijk met elkaar verwarren. Als je dan het verkeerde woord gebruikt, maak je een tweelingfout.