Leven-dood-levenloos + levensverschijnselen

Benodigheden
- Werkboek A
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Leven-dood-levenloos + levensverschijnselen
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Benodigheden
- Werkboek A
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Leven-dood-levenloos + levensverschijnselen

Slide 1 - Slide

Programma
Welkom, wie ben ik?
inloggen 
Nieuwe stof uitleg : 
 'Uitleg'
Aan de slag/huiswerk
- Maak deze LessonUp
Klassikale afsluiting

Slide 2 - Slide

Microsoft Teams
1. Open Microsoft Teams op je laptop
2. Klik links op het kopje Teams
3. Klik rechtsboven op het kopje 'Lid worden of Team maken'
4. Gebruik de code : 3xqn8ov
5. Je zit in het Team van mens en natuur

Slide 3 - Slide

Lesson Up
1. Ga naar www.lessonup.com
2. registreer met je schoolaccount
3. Ingelogd? Ga dan naar 'klas toevoegen'
4. Gebruik de code: jdbqj 
5. Je kunt nu in de klaspagina van Lesson Up

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
1. Je kent het begrip organisme.
2. Je weet het verschil tussen levend, dood en levenloos. Je kent hier voorbeelden bij. 
3. Je kent de verschillende levenskenmerken/levensverschijnselen. En kunt deze toepassen in een vraag.

Slide 5 - Slide

Biologie, waar moet jij dan aan denken?

Slide 6 - Mind map

Bio = leven logos = leer
Biologie = de leer van het leven

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat hoort er bij biologie?
WEL
NIET

Slide 9 - Drag question

Een organisme
Als iets leeft, dan noemen we dat een levend wezen. De officiële naam is een organisme.

Dus: een organisme is een levend wezen.


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welke is welke?

Slide 12 - Slide


Wat is een organisme?
A
Een organisme is een levend wezen
B
Een organisme is een dood wezen
C
Een organisme is een dode plant
D
Een organisme is een dood dier

Slide 13 - Quiz


Wat is dan het verschil tussen dood en levenloos?
A
Dode dingen hebben ooit geleefd, levenloze dingen niet
B
Levenloze dingen hebben ooit geleefd, dode dingen niet
C
Er is geen verschil
D
Dat is niet te bepalen

Slide 14 - Quiz


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 15 - Quiz


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 16 - Quiz


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 17 - Quiz


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 18 - Quiz


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 19 - Quiz


A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 20 - Quiz


A
levend
B
dood
C
levenloos
D
geen idee

Slide 21 - Quiz

We gaan nu bij bepaalde objecten uit de klas kijken of ze levend, dood of levenloos zijn.

Maak drie foto's met je laptop

Slide 22 - Slide

foto van leven levenloos en dood

Slide 23 - Open question

Programma
Herhaling vorige les
Nieuwe stof uitleg : 
 levensverschijnselen 
Aan de slag/huiswerk
- opdrachten
Klassikale afsluiting

Slide 24 - Slide

Leven
Levenloos
Dood

Slide 25 - Drag question

Geen organisme
Not an organism
Organism
Eikenboom
Diamant
Walvis
mens
arm 
Bacterie

Slide 26 - Drag question

Levensverschijnselen

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Ademhalen
Ademhalen(gaswisseling) = uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide met de omgeving. 

Elk organisme ademt.

Slide 29 - Slide

Haalt adem door de huid en longen
Haalt adem door kieuwen
Haalt adem door longen
Hoe worden gewervelden ingedeeld, op het kenmerk ademhaling?
Vogels
Reptielen

Zoogdieren
Vissen
Amfibie
Namen  foto

Slide 30 - Drag question

Voeden
Voeden = eten en drinken

Het maakt andere levensverschijnselen, zoals groeien en ontwikkelen, mogelijk.

Slide 31 - Slide

Hoe voeden planten zich dan?

Slide 32 - Open question

Uitscheiden
Uitscheiden = het verwijderen van afvalstoffen.

Het uitscheiden gebeurt door plassen, zweten en waterdamp uitademen.
Poepen hoort niet bij uitscheiden! Dit is een restproduct van voeden.

Slide 33 - Slide

Bewegen
Bewegen = op eigen kracht van plaats veranderen. 

Dat kan snel, maar ook zeer langzaam gebeuren.

Slide 34 - Slide

Maar hoe bewegen planten dan?

Slide 35 - Open question

Voortplanten
Voortplanten = zorgen voor nakomelingen

Dieren krijgen jongen. 
Planten maken zaden. 
Bacteriën delen zichzelf.


Slide 36 - Slide

Waarnemen
Waarnemen = opmerken wat er in de omgeving gebeurt.

Zintuigen en prikkels

Slide 37 - Slide

Groeien
Groeien = groter en zwaarder worden van een organisme.

Organismen nemen voeding en water op om te groeien. Groei kan zowel in de lengte als in de breedte plaatsvinden.

Slide 38 - Slide

Noem de 6 levensverschijnselen?

Slide 39 - Mind map

Zet telkens het bijbehorende levenskenmerk bij de juiste afbeelding.
voeden
ademhalen
uitscheiden
voortplanten
waarnemen
bewegen

Slide 40 - Drag question


Noteer twee levenskenmerken die je ziet in de tekeningen.

Slide 41 - Open question


Kies twee levensverschijnselen uit.
Bij het eerste levensverschijnsel geef je een voorbeeld van een dier.
Bij het tweede verschijnsel geef je een voorbeeld van een plant.
Levensverschijnsel - voorbeeld dier | Levensverschijnsel - voorbeeld plant

Slide 42 - Open question

ademhalen
bewegen
voortplanten
ontwikkelen

Slide 43 - Drag question


Welk levenskenmerk zie je op de afbeelding?
A
poepen
B
uitscheiden
C
bewegen
D
waarnemen

Slide 44 - Quiz

Schrijf alle levensverschijnselen op die in de tekst genoemd worden (volgende dia

Slide 45 - Slide


Een virus vertoont veel levensverschijnselen en kan zich met behulp van andere organismen voortplanten. Is een virus een levend wezen?
A
Ja
B
Nee
C
Hangt van het soort virus af
D
Dat is niet te bepalen

Slide 46 - Quiz

Aan de slag
1. we maken een start met het werkboek 

Slide 47 - Slide