P1

examentraining P1
Mens 
Gezondheid 
1 / 47
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

examentraining P1
Mens 
Gezondheid 

Slide 1 - Slide

vitamine A

Slide 2 - Drag question

Voedingsstoffen?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Voedingsstoffen:

Zijn de stoffen in ons voedsel die wij nodig hebben om ons lichaam gezond te houden. 

Slide 5 - Slide

Voedingsstoffen kunnen worden onderverdeeld in:
Macro-voedingsstoffen, macro=groot, je hebt er grote hoeveelheden van nodig. Eiwitten, koolhydraten en vetten. 

Micro-voedingsstoffen, micro=klein, je hebt er kleine hoeveelheden van nodig. Vitamines en mineralen

Slide 6 - Slide

Functies van voedingsstoffen
  • opbouw van ons lichaam
  • het regelen van lichaamsprocessen
  • het geven van energie

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

micro-voedingstoffen
  • Vitamine A is goed voor huid, ogen, de groei en de weerstand
       Lever, vis, (volle) melk, groente, wortel, melkproducten en boter.
  • Vitamine B1, B2, B3, B5, B6, B8, B11 (foliumzuur), B12. 
      Komt veel voor in vis, vlees en in brood. B12 komt alleen voor in dierlijke        producten, zoals vlees, eieren en melk.



Slide 9 - Slide

micro-voedingstoffen
  • Vitamine C, vooral uit groente, fruit en aardappelen.
      Vitamine C is gevoelig voor hitte. 
  • Vitamine E komt voor in plantaardige oliën en in plantaardige producten      zoals granen, noten, zaden, groenten en fruit. Dierlijke producten zijn            relatief arm aan vitamine E.
  • Vitamine K. Het lichaam is in staat om vitamine K aan te maken.           Daarnaast halen we vitamine K uit spinazie, broccoli en oliën.

Slide 10 - Slide

micro-voedingstoffen
  • Vitamine D
      De belangrijkste bron voor vitamine D is zonlicht. Kinderen tot 4 jaar en        vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven of mensen met een           dondere huidskleur hebben extra vitamine D nodig. Vitimine D zorgt   ervoor dat je calium (kalk) uit bijvoorbeeld melk goed op kunt nemen. Zo   krijg je stevige botten en voorkom je botontkalking.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Micro-voedingsstoffen
Mineralen zijn voedingszouten. Deze kan ons lichaam niet zelf aanmaken. Voorbeelden zijn:
IJzer, zink, koper, magnesium, selenium, kalium, calcium, fosfor en jodium. 

Slide 13 - Slide

Micro-voedingsstoffen
Mineralen zijn nodig voor allerlei processen. Zo kan het bloed geen zuurstof vervoeren als er niet genoeg ijzer aanwezig is (bloedarmoede). 
In melk zit veel calcium, dit is belangrijk voor je botten. Bij een tekort aan calium heb je meer kans op botontkalking (osteoporose).

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Macro-voedingsstoffen
  • Eiwitten
  • Koolhydraten
  • Vetten

Slide 16 - Slide

Eiwitten
Dierlijke producten:
Vlees, vis, vleesvervangers, melk, melkproducten en eieren. 
Plantaardige producten:
Bonen, peulvruchten, groenten, noten en zaden

Slide 17 - Slide

Functie eiwitten
Eiwitten zijn nodig als bouwstof voor de lichaamscellen. Denk hierbij aan: huid, spieren, botten en bloed. 

Het lichaam heeft voortdurend eiwit nodig om nieuwe cellen te maken en oude cellen te vernieuwen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Koolhydraten
Koolhydraten zitten in brood, ontbijtgranen, aardappelen, peulvruchtem, groente en graanproducten zoals rijst, pasta en couscous. Koolhydraten geven je lichaam energie (brandstof).

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Vetten
Vetten en oliën bevatten vitamine A, D en E. Vet geeft energie en in een belangrijke brandstof voor je lichaam. 
Je kunt dus niet zonder!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Vezels
Vezels geven een vol (verzadigd) gevoel. Ze helpen je op gewicht te blijven en voor een goede stoelgang (ontlasting). Vezels zitten in brood, groente en granen. 

Slide 24 - Slide

Water
Water is nodig om de vochtbalans goed te houden. 
We verliezen water door te plassen (afvalstoffen kwijtraken) en zweten/ transpireren (warmte kwijtraken).

Vocht is het transportmiddel van voedingsstoffen in het bloed en de temperatuuregeling van het lichaam. 
Je hebt ongeveer 1,5 liter vocht per dag nodig.

Slide 25 - Slide

Gezonde voeding
  • eet gevarieerd
  • eet niet te vet
  • eet niet teveel en beweeg
  • eet veel groente, fruit en brood
  • eet veilig (let op bij koken, e.d.)
  • eet niet te veel zout

Slide 26 - Slide

In alles wat we eten zitten stoffen die we nodig hebben:
  • vitamines en mineralen in groente en fruit
  • eiwitten in zuivel, vlees en vis
  • vitaminen in vetten en oliën
  • vocht voor onze vochtbalans
  • vezels in brood, groente en fruit

DAAROM IS ETEN BELANGRIJK!

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Wat moet er op een etiket staan?
  • De naam, het land of plaats van herkomst van het product
  • De inhoud. Bijvoorbeeld 1 liter
  • De ingrediënten. De ingrediënten waarvoor  men allergisch kan zijn                                                        moet opvallend zijn. 
  • De voedingswaarde
  • THT (ten minste houdbaar tot)
  • UVD (uiterste verkoopdatum
  • Naam & adres van fabrikant (voor klachten en vragen)
  • Bewaar- en bereidingswijze
  • Eventueel het alcoholpercentage

Slide 30 - Slide

Wat mag er op een etiket staan?
  • E-nummers verbeteren of veranderen het product.   Bijvoorbeeld kleur- en smaakstoffen.
  • Biologisch, wanneer er rekening is gehouden met het milieu   of het dierenwelzijn.
  • Voedingsclaims (light of zoutarm)
  • Gezondheidsclaims (vitamine C draagt bij aan de weerstand)
  • Eventueel een keurmerk. 

Slide 31 - Slide

Keurmerken
Geeft de consument zekerheid dat het product of de producent aan bepaalde eisen voldoet.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Waarom geen vlees/vis?
  • Dierenwelzijn (zielig)
  • Milieu (vlees produceren kost veel energie, dat is slecht)
  • Voedselverdeling (het graan voor de dieren kan beter naar   de ontwikkelingslanden)
  • Gezondheid (teveel vlees kan ongezond zijn)
  • Geloofsovertuiging (sommige religies verbieden het eten         van bepaalde dieren)

Slide 34 - Slide

Je bent vegatariër als je geen vlees en vis eet. 
Je bent een pescotariër als je geen vlees maar wel vis eet.
Je bent een veganist als je helemaal geen dierlijke producten gebruikt.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Voeding en religie
  • Islam
  • Jodendom
  • Hindoeïsme
  • Boeddhisme
  • Christendom

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Anorexia
  • gewichtsverlies en ondergewicht
  • geen menstruatie
  • angst om aan te komen
  • ontkenning van het probleem
  • negatief zelfbeeld
  • vaak koud
  • de slaap wordt negatief beïnvloed
  • extreem veel sporten
  • concentratieproblemen
  • geheugenproblemen
  • schaamte
Boulimia
  • vasten uit intense angst om dik te woren
  • eetbuien: veel eten in weinig tijd
  • ongecontroleerde drang hebben om te eten
  • veel calorierijke producten eten
  • door braken of laxeermiddelen het overmatige eten wegwerken
  • last hebben van eenzaamheid, depressiviteit en schuldgevoelens

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Obesitas
Obesitas wordt ook wel zwaarlijfigheid genoemd. Het houdt in dat je ernstig overgewicht hebt. Dit is ongezond. 

Slide 41 - Slide

Diëten
Bij diëten wijkt de voeding af van de normale voeding. Het is een voorgeschreven voedingswijzer.
Twee soorten diëten:
  1. Voedingsstofbeperkt dieet --> een bepaalde voedingsstof zit minder of helemaal niet in het dieet
    Natriumbeperkt (zoutarm), energiebeperkt, glutenvrij, koemelkvrij, lactosevrij
  2. Voedingsstofverrijkt dieet --> deze diëten bevatten veel meer van een bepaalde voedingsstof dan normaal.
    Energieverrijkt dieet. 

Slide 42 - Slide

Wat is een crash dieet?

Slide 43 - Open question

Adviezen bij afvallen

Slide 44 - Mind map

Gezondheidsdeterminanten
Dit zijn factoren die de gezondheid beïnvloeden.
  1. Persoonsgebonden factoren
  2. Omgevingsfactoren
  3. Leefstijl

Slide 45 - Slide

Gezondheid

  1. Geestelijk (mentaal)
  2. Fysiek (lichamelijk)
  3. Sociaal 

Slide 46 - Slide

Welvaartsziekten
Welvaartsziekten zijn ziekten die iemand krijgt door luxe, bijvoorbeeld door teveel roken, te weinig beweging, ongezond eten en te veel alcohol drinken.
  1. Hart- en vaatziekten
  2. Obesitas
  3. Diabetes 2
  4. Kanker

Slide 47 - Slide