H7 indirecte rede - H8 bijvoeglijke bijzin

H7 Indirecte rede
  • Voorstellen
  • Woord van de dag
  • Terugblik - H6
  • H7 Indirecte rede
  • Huiswerk
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H7 Indirecte rede
  • Voorstellen
  • Woord van de dag
  • Terugblik - H6
  • H7 Indirecte rede
  • Huiswerk

Slide 1 - Slide

Voorstellen
Schrijf een vraag die je graag beantwoord wil op een papiertje. Deze vouw je op en lever je bij mij in. Let op: je kunt zelf misschien ook een vraag terugkrijgen! ;)


Slide 2 - Slide

fungeren als...
Voorbeeldzin: 
Deze kast fungeert als opslagruimte van de politiedossiers.

Slide 3 - Slide

fungeren als...
= een rol, functie of taak vervullen

Slide 4 - Slide

Terugblik H6
Maak de volgende zinnen af: 
1. Hij was vergeten onze afspraak af te bellen. Daardoor .......
2. Haar kind is erg ziek geweest. Dus ......

Maak de trap van vergelijking af:
oud - ouder - ...
dik - .... - ....
veel - meer - ...
goed - ... - het best

Kahoot verbindingswoorden

Slide 5 - Slide

Directe en indirecte rede
Vishal zegt: 'Ik vind de spelling van het Nederlands erg moeilijk.'

Vishal zegt dat hij de spelling van het Nederlands erg moeilijk vindt. 

  • Wat is het verschil tussen bovenstaande zinnen?
  • Welke zin staat in de directe rede? Welke zin staat in de indirecte rede?

Slide 6 - Slide

Directe rede
Gebruik je om letterlijk op te schrijven wat iemand zegt. 

Te herkennen aan:
- Dubbele punt
- Aanhalingstekens
- Ik zeg:
- Hij vertelt:

De docent zegt: 'Deze uitleg is belangrijk.'

Slide 7 - Slide

Indirecte rede
Geen dubbele punt
Geen aanhalingstekens

Gebruik je als je niet letterlijk opschrijft wat iemand zegt. 

Dus: Hij zegt dat...
Hij vraagt of...
Hij vraagt hoe...


Slide 8 - Slide

Indirecte rede
Begint de vraag met een werkwoord? Dan gebruik je of  in de indirecte rede.
Begint de vraag met een vraagwoord? Dan gebruik je geen of, maar het vraagwoord in de indirecte rede. 

Slide 9 - Slide

Jaymee zegt: 'Ik vind het heerlijk om na een lange dag thuis te komen en te koken voor mijn gezin.'
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 10 - Quiz

Schrijfopdracht
We gaan in groepjes van 3 een verhaal schrijven in de indirecte rede. De eerste zin is:
Mijn buurman vroeg wie er dan aan de deur was geweest.

Jullie gaan samen het verhaal afmaken. In totaal elk groepje zijn eigen verhaal van 10 zinnen. Om de beurt bedenkt iemand uit het groepje een zin. 

Slide 11 - Slide

Huiswerk H7
Opdracht 2, 3, 4, 5, 7

Slide 12 - Slide

H8 Bijvoeglijke bijzin
  • Woord van de dag
  • Terugblik - H7
  • H8 Bijvoeglijke bijzin
  • Huiswerk

Slide 13 - Slide

autodidact 
Voorbeeldzin:
De autodidact legde uit hoe je de camera moet bedienen.

Slide 14 - Slide

autodidact (de) 
= iemand die door eigen studie specialistische kennis heeft opgedaan, zonder diploma of formele opleiding

Slide 15 - Slide

Terugblik
Nummers 1 bedenken een zin in de directe rede.
Nummers 2 bedenken een zin in de indirecte rede.

Nummers 1 herschrijven de zin van nummer 2 in de directe rede.
Nummers 2 herschrijven de zin van nummer 1 in de indirecte rede.

Slide 16 - Slide

H8 Bijvoeglijke bijzin 
Een bijvoeglijke bijzin geeft meer informatie over een persoon, ding, plaats, situatie, enzovoort.

Bijvoeglijke bepaling: zegt meer over het zelfstandig naamwoord 
De pasgeboren giraffe kon meteen lopen. 

De giraffe die pasgeboren was, kon meteen lopen. 

Bijvoeglijke bijzin bestaat uit:
1. Een bijzin
2. Een betrekkelijk voornaamwoord (die, dat, wie, wat, waar, welke)
3. Slaat terug op een zelfstandig naamwoord (de giraffe die pasgeboren was)


Slide 17 - Slide

H8 Bijvoeglijke bijzin
De-woorden krijgen die -> De leraar die daar loopt.
Het-woorden krijgen dat -> Het huis dat op de heuvel staat.
Wat komt na: alles, iets, niets, veel, weinig, meer, minder, een overtreffende trap of een hele zin -> Alles wat we besproken hebben. 

Slide 18 - Slide

Kun jij de bijvoeglijke bijzin vinden in deze tekst?

Slide 19 - Slide

Wat is de bijvoeglijke bijzin?
Hij aait het katje dat drie maanden oud is.
A
dat
B
Hij aait het katje
C
dat drie maanden oud is

Slide 20 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Alle foto's waarop hij te zien was, zijn verdwenen.
A
Alle foto's
B
waarop hij te zien was
C
Alle foto's waarop hij te zien was
D
zijn verdwenen

Slide 21 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Leerlingen die te laat in de les komen, moeten zich melden.
A
Leerlingen die
B
moeten zich melden
C
Leerlingen die te laat in de les komen
D
die te laat in de les komen

Slide 22 - Quiz

In gesprek
Faina heeft een reis gewonnen. Ze mag iemand meenemen, maar weet nog niet wie. Ze heeft vier opties:
- Haar ex-man, met wie ze tien jaar getrouwd is geweest.
- Haar vriendin, die drie kleine kinderen heeft.
- Haar zus, maar haar zus heeft een hondje dat niet alleen thuis kan blijven.
- Haar moeder, maar ze gaan met het vliegtuig, waarmee haar moeder niet durft te reizen.

Bespreek de opties met een andere cursist: welk advies zouden jullie Faina geven?
1. Met wie moet Faina op vakantie? 2. Waarom kies je deze optie? 3. Welk probleem ontstaat er bij deze optie? Hoe kan Faina dit oplossen? 

Slide 23 - Slide

Huiswerk H8
Opdracht 2, 4, 5, 6 

Slide 24 - Slide