4.1 Meetkundige begrippen

4.1 Meetkundige begrippen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.1 Meetkundige begrippen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Meetkundige begrippen
Basisbegrippen zoals punten, lijnen, hoeken, vlakken en lichamen.
Windrichtingen: Noord, Oost, Zuid, West
Haaks, loodrecht

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over meetkundige begrippen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Windrichtingen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vlakke figuren
Tweedimensionale vormen: vierkanten, rechthoeken, cirkels, driehoeken.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Driedimensionale objecten: 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les ken je meetkundige begrippen, windrichtingen en de namen van vlakke en ruimtelijke figuren.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Loodrecht en evenwijdig
  • Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90°) snijden noemen we haaks of loodrecht.

  • Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden noemen, zijn evenwijdig of parallel.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Eigenschappen figuren
Lijnen kunnen evenwijdig en loodrecht/ haaks aan elkaar zijn.
Loodrecht/ Haaks

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

vakken op een kaart                                 het vak
                                                              de coördinaten
Op kaarten en plattegronden wordt 
veel gebruikgemaakt van vakken 
met hun coördinaten.
.horizontaal staan letters
.verticaal staan cijfers

In welk vak ligt Amsterdam?
En Lissabon?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

In welk vak ligt Amsterdam?
En Lissabon?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Definitielijst
Meetkundige begrippen: de basisbegrippen zoals punten, lijnen, hoeken, vlakken en lichamen die de basis vormen van meetkunde. 
Windrichtingen: de vier hoofdrichtingen (noord, oost, zuid, west) en de tussenliggende richtingen die gebruikt worden voor oriëntatie en navigatie. 
Vlakke figuren: tweedimensionale vormen zoals vierkanten, rechthoeken, cirkels en driehoeken. 
Ruimtelijke figuren: driedimensionale objecten zoals kubussen, bollen, cilinders en piramides.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Sleep de windrichtingen naar de juist plek.
N
Z
W
O
NO
ZW
NW
ZO

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Xander wil gaan kitesurfen aan de westkust.

Als je gaat kitesurfen mag er geen aflandige wind staan, je kunt dan moeilijker terug komen. Aflandige wind is wind die vanaf het land naar zee gaat.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke windrichting ligt op de windroos recht over het noordoosten?
A
noordwesten
B
zuidoosten
C
zuidwesten
D
zuiden

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Loodrecht en haaks betekent hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

evenwijdige lijnen
A
raken elkaar nooit
B
staan loodrecht op elkaar
C
snijden elkaar
D
kruisen elkaar

Slide 17 - Quiz

Ik heb nu twee lijnen in mijn hand hoeveel standen kunnen ze allemaal ten opzichte van elkaar hebben

tegelijkertijd op het board teken 1D-2d-3d
Maak opdracht 1 t/m 10 van N3 Domeinen 2D/3D hoofdstuk 4.1 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Hoe heb je de les ervaren?
Tips/tops

Slide 20 - Open question

This item has no instructions