2M1 mv & bwb 210519

di. 21 mei
  • praktijkoefening ontleden in zinsdelen
  • bespreken huiswerk: opdr. 2 t/m 5 blz. 188-189
  • maken + bespr. opdr. 6 blz. 189
  • uitleg zww en hww
  • huiswerk
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

di. 21 mei
  • praktijkoefening ontleden in zinsdelen
  • bespreken huiswerk: opdr. 2 t/m 5 blz. 188-189
  • maken + bespr. opdr. 6 blz. 189
  • uitleg zww en hww
  • huiswerk

Slide 1 - Slide

beeldend ontleden
  1. Nanda geeft een boek aan Yusuf tijdens Nederlands.
  2. Yusuf geeft dat boek plotseling aan Esmée.
  3. Snel geeft Esmée het doorgegeven boek aan Sofia.
  4. Gelukkig geeft zij het direct terug aan Nanda.

Slide 2 - Slide

contr. en bespr. huiswerk
opdr. 2 t/m 5 blz. 188-189

Slide 3 - Slide

oefenen alles door elkaar
maken + bespreken opdr. 6 blz. 189

Slide 4 - Slide

twee soorten werkwoorden
  1. zelfstandig werkwerkwoord (zww)
  2. hulpwerkwoord (hww)

Slide 5 - Slide

zelfstandig werkwoord - zww
  • is het belangrijkste werkwoord in de zin
  • heeft een duidelijke betekenis: fietsen, zwaaien, verhuizen
  • vertelt wat er met het onderwerp gebeurt
  • kan als enige werkwoord in de zin staan
  • kun je altijd vervangen door een ander ww: ik fiets naar huis / ik loop naar huis

Slide 6 - Slide

hulpwerkwoord - hww
  • Een hww helpt om het gezegde te maken in een zin met meer dan één werkwoord.
  • Voorbeelden van hww's: hebben, zijn, worden, willen, kunnen, zullen, mogen, moeten.
  • Als er maar één ww in de zin staat, is dat nooit een hww.
  • Het hww kan weggelaten worden: Bas heeft de krant gelezen / Bas las de krant.

Slide 7 - Slide

oefenen
maken + bespreken opdr. 2, vraag 1, zin a t/m d,  blz. 190

Slide 8 - Slide

huiswerk do. 23/5
bestuderen groene tekst blz. 190
maken opdr. 3 + 4 blz. 190-191

Slide 9 - Slide

do. 23 mei
  • contr. + bespr. huiswerk: opdr. 3 + 4 blz. 190-191
  • opgeven herkansing SO ww-spelling
  • uitleg trema en koppelteken
  • oefenen trema en koppelteken
  • evt. voorlezen

Slide 10 - Slide

herkansing ww-spelling
  • Wanneer? --> half juni - op een do. of vr. - tijdens 8e of 9e uur
  • Wie? --> iedereen die wil (dus ook als je een voldoende hebt)
  • Wie zich opgeeft, móet er zijn (anders tijd inhalen).
  • Het hoogste cijfer telt.
  • Bij een 10 alnog een spellingcertificaat!

Slide 11 - Slide

Wat is een trema en wanneer gebruik je het?

Slide 12 - Mind map

Wat is een koppelteken en wanneer gebruik je het?

Slide 13 - Mind map

groene tekst blz. 193
gezamenlijk lezen

Slide 14 - Slide

oefenen
  • opdr. 1 blz. 193 maken + bespreken 
  • opdr. 2 blz. 193 maken + bespreken
  • opdr. 3 blz. 194 maken + bespreken

Slide 15 - Slide

tijd over:
voorlezen

Slide 16 - Slide

vr. 24 mei
  • contr. + bespr. huiswerk: m. opdr. 2 + 3 blz. 193-194
  • verder werken aan spelling-opdr.
  • woorddictee
  • a.s. maandag: voorbereidingsopdr. boekfilmpje
  • evt. voorlezen

Slide 17 - Slide

ma. 27 mei
  • Ga naast degene zitten met wie je hetzelfde boek leest.
  • Ga aan de slag met de uitgedeelde opdracht.
  • Het filmpje moet minimaal 5 min. en maximaal 10 min.

Slide 18 - Slide