2.7 verder (vanaf opdracht 8)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Vandaag gaan we aan de slag met 2.7 

Maar eerst: 

nieuwe info

Wat betekent:
infinitief

1. oneindig
2. iets met je gevoel doen
3. heel werkwoord
4. iets afmaken

Het infinitief is het hele werkwoord

Het hele werkwoord is de werkwoordsvorm waar je 'wij' voor kunt zetten.

 

Dus: 

lopen

praten 

fietsen 

Wat is de infinitief (heel ww) van:
zit?

Wat is ook alweer een
splitsbaar werkwoord?
(Je mag een voorbeeld geven)

Jantje staat altijd laat op. 

De persoonsvorm is: staat op. 

Het splitsbaar werkwoord is: opstaan.

Dit is de infinitief.  

Wat is de infinitief van de persoonsvorm?

Het meisje belt de jongen op.

Het hulpwerkwoord

Als er twee werkwoorden in een zin staan, dan is één daarvan altijd het hulpwerkwoord. 

Als de één het zww is, is de ander de hww.

De hond wil door het bos lopen. 

lopen = zww

wil = hww 

Sommige zinnen hebben meerdere hulpwerkwoorden:

 

Mijn zus wil morgen komen eten.

hww = wil

hww = komen

zww = eten

Wat is in deze zin het hww?

De kat wil de muis vangen.

1. De kat
2. wil
3. de muis
4. vangen

Wat is in de deze zin het hww:

De docent zal snel vakantie hebben.

1. de docent
2. zal
3. vakantie
4. hebben

Heeft deze zin een hww?

Ik fiets naar huis.

1. Ja
2. Nee

Ik snap het verschil tussen
een zww en een hww.

Ja

Nee

Aan de slag!

Maken: 

2.7 grammatica

GL: Opdracht 9, 10, 11, 12, 14 1, 2 + 3

Kader: 9 t/m 14-1

Klaar? Test Jezelf 2.7 maken.