319AH schrijfvaardigheidPV Latijnse voorachtervoegsels

Lesinhoud en lesdoelen
Schrijfvaardigheid: bespreken e-,mails 
Leesvaardigheid: proces-verbaal
Latijnse voor- en achtervoegsels: je breidt je woordenschat uit
Werkwoordspelling: je herhaalt de regels en past deze toe in de opdrachten




1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Lesinhoud en lesdoelen
Schrijfvaardigheid: bespreken e-,mails 
Leesvaardigheid: proces-verbaal
Latijnse voor- en achtervoegsels: je breidt je woordenschat uit
Werkwoordspelling: je herhaalt de regels en past deze toe in de opdrachten




Slide 1 - Slide

Lees- en luisterexamen
13 december 09:00 uur

Vonne - Indi

Slide 2 - Slide

E-mails
Indeling:
  • Inleiding e-mail/brief: Naar aanleiding van.....
  • Kern e-mail/brief:
  • Slot e-mail/brief: Ik hoop...spoedig antwoord/genoeg informatie
Taaltechnisch: foutjes verwerkt in quiz
Jiske-Yoran-Jorn-Zenna-Devin: mail inleveren

Slide 3 - Slide

Dat kreeg ik vaak op het ... te horen.
A
VMBO
B
vmbo

Slide 4 - Quiz

Met begrijpend lezen heb ik .... moeite met concentreren.
A
weleens
B
wel is

Slide 5 - Quiz

Ik heb Nederlands hard nodig tijdens het werken op straat als ..... .
A
handhaver
B
Handhaver

Slide 6 - Quiz

Goedemiddag .... ,
A
mevrouw De Goede
B
mevrouw de Goede
C
Mevrouw De Goede

Slide 7 - Quiz

.....de onderwerpen luisteren, gesprekken voeren en spreken heb ik absoluut geen moeite.
A
Bij
B
Met

Slide 8 - Quiz

Denk aan mensen aanspreken, bezwaarschriften ...... .
A
terugkrijgen
B
terug krijgen

Slide 9 - Quiz

Ook heb ik moeiten met komma's plaatsen in teksten en ..... .
A
E-mails
B
e-mails
C
emails

Slide 10 - Quiz

Het proces-verbaal
Eerste schriftelijke stap op weg naar een mogelijk vonnis.

Een goed pv maakt het mogelijk om conclusies te trekken, maar trekt deze niet; dat doen anderen (bijvoorbeeld officier van justitie of advocaat).

Je moet dus duidelijk en volledig zijn in je bewoordingen.

Slide 11 - Slide

Wees volledig en duidelijk
De 7 Gouden W's: 
Wie-Wat-Waar-Wanneer-Waarom-Welke wijze (hoe)-Waarmee

Om duidelijkheid te scheppen, is het verstandig om signaalwoorden te gebruiken. 
PV: structuuraanduiders 

Slide 12 - Slide

Maak het verschil
De man draaide zich om en rende weg terwijl ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg nadat ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg, maar ik trok mijn dienstwapen.
De man draaide zich om en rende weg, omdat ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg, hoewel ik mijn dienstwapen trok.

De man draaide zich om en rende weg terwijl ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg nadat ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg, maar ik trok mijn dienstwapen.
De man draaide zich om en rende weg, omdat ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg, hoewel ik mijn dienstwapen trok.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Signaalwoorden
Leesexamen: herkennen en verband kennen
Schrijfexamen: toepassen
Signaalwoord zorgt voor verbinding:
- tussen woorden
- tussen zinnen
- tussen alinea's
Theorie 3, blz. 103+104, leerwerkboek

Slide 15 - Slide

Huiswerkopdracht + werkwoorden
1) Af laten tekenen: wb A, opdr.  4 (blz. 105 e.v.) + opdr. 4 (blz. 158)
2) Schrijf de verledentijdsvorm op van de volgende werkwoorden:
meten-vliegen-erven-reiken-betreden-wijzen-ervaren-aanbevelen-varen
Schrijf het voltooid deelwoord op van de volgende werkwoorden: herindelen-hergroeperen-screenen-gebruikmaken

Slide 16 - Slide

Antwoorden verleden tijd
meten: maten                       vliegen: vlogen
erven:erfden                                      reiken: reikten
betreden:betraden
gieten:goten                            wijzen: wezen
ervaren: ervoer/ervaarde                        aanbevelen: aanbevolen
varen: voeren/vaarden

Slide 17 - Slide

Antwoorden volt. dw.
herindelen: heringedeeld
hergroeperen: gehergroepeerd
screenen: gescreend
gebruikmaken: gebruikgemaakt

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Nakijken
Huiswerkopdracht: Test je werkwoordspelling

Slide 20 - Slide

stam / stam+t / hele werkwoord

Slide 21 - Slide

'T eX KoFSCHiP

Slide 22 - Slide

'T eX KoFSCHiP

Slide 23 - Slide

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 24 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 25 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant

Slide 27 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 28 - Quiz

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte

Slide 29 - Quiz

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt

Slide 30 - Quiz

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind

Slide 31 - Quiz

Wat is de fout?

Slide 32 - Slide

Lesinhoud en lesdoelen
Schrijfvaardigheid: je weet wat je op de schrijftoets kunt verwachten

Latijnse voor- en achtervoegsels: je breidt je woordenschat uit

Werkwoordspelling: je herhaalt de regels en past deze toe in de opdrachten

Slide 33 - Slide

Werkwoordspelling
Toets werkwoordspelling:
+
schrijftoets

16 november

Slide 34 - Slide

Inhoud werkwoordspellingstoets

20 zinnen
zelf de tijd bepalen
Oefentoets, versie A maken
Klaar?
Schrijf op de achterkant wat je weet over de verschillen tussen een zakelijke brief en e-mail.

Slide 35 - Slide

Inhoud schrijftoets
e-mail                                                                             zakelijke brief
Taalgebruik
Aanhef / slothef
Indeling alinea's
Bestandsnaam
Bijlage
Wat is het verschil tussen CC en BCC?                                          


Slide 36 - Slide

Latijnse voor- en achtervoegsels
Doel: woordenschat uitbereiden
Ervaring examens: onbekende woorden
Reïntegratie
Re + integratie -> wat betekent 're'
Ken je nog meer woorden met 're'?
'Re' is een Latijns voorvoegsel.

Slide 37 - Slide

Latijnse voor- en achtervoegsels
Een voorvoegsel is een woorddeel dat je vóór een woord plakt om de betekenis of de functie van dat woord te veranderen.
Bijvoorbeeld:
Reïntegratie
Let op:
Post mortem
Postbedrijven

Slide 38 - Slide

Latijnse voor- en achtervoegsels
Zij is hypermobiel.

Dit zijn uniseks truien.

De loco-burgemeester van de gemeente Den Helder is van de VVD.
Ik heb een contra-argument gegeven.


Slide 39 - Slide

Latijnse voor- en achtervoegsels
Waarom moet je dit weten?
  • Vergroot je woordenschat
  • Vergroot je algemene kennis

Slide 40 - Slide

Latijnse voor- en achtervoegsels
  • Nakijken
  • Bedenk 3 (bestaande) woorden met een Latijns voorvoegsel. Schrijf deze woorden op, op een post-it. Onthoud de betekenis van die woorden voor later.
  • De post-its worden ingenomen en je krijgt een post-it van een andere student. Schrijf de betekenis van de woorden op, op de post-it. We bespreken het klassikaal.

Slide 41 - Slide

Quizlet
Quizlet: Latijnse voor- en achtervoegsels

Slide 42 - Slide

Woordenschatuitbreiding
Maak de oefeningen uit Goedgebekt.
Zelf nakijken mbv de nakijkbladen op het bureau
Tot einde les

Slide 43 - Slide