LJ2: H6 - Toets/Proefwerk

Economie
H6: Toets/Proefwerk
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Economie
H6: Toets/Proefwerk

Slide 1 - Slide

Open vragen

Slide 2 - Slide

In ons land zijn er drie overheden. Noem ze alle drie.
(1p per juist genoemde overheid)

Slide 3 - Open question

Hoe noem je een werknemer die in dienst van de overheid werkt?

Slide 4 - Open question

Welke overheid is verantwoordelijk voor de volgende zaken?

Het ophalen en legen van de afvalcontainers en/of vuilniszakken.

Slide 5 - Open question

Welke overheid is verantwoordelijk voor de volgende zaken?

De veiligheid in ons land.

Slide 6 - Open question

Welke overheid is verantwoordelijk voor de volgende zaken?

Waar steden en dorpen mogen uitbreiden en waar recreatiegebieden komen.

Slide 7 - Open question

Welke overheid is verantwoordelijk voor de volgende zaken?

De jeugdzorg

Slide 8 - Open question

De overheid heeft in ons land gezorgd voor een goede infrastructuur.

Geef een voorbeeld hoe jij in je dagelijkse leven gebruikmaakt van de infrastructuur.

Slide 9 - Open question

Van de volgende voorzieningen horen er drie bij de collectieve sector. Welke drie zijn dat?

(1p per goed genoemde voorziening)

Slide 10 - Open question

De overheid wil de btw-tarieven verhogen. Koos is eigenaar van een groente- en fruitzaak. Hij is niet blij met de btw-verhoging. ‘Ik ben bang dat mijn winst nu zal dalen’, zegt Koos.

Leg uit waarom er kans is dat de winst van Koos zal dalen.

Slide 11 - Open question

De overheid verhoogt het lage btw-tarief van 6% naar 9%.

Wie hebben daar meer nadeel van: gezinnen met een laag inkomen of gezinnen met een hoog inkomen (1p)? Leg uit waarom dat volgens jou zo is (1p).

Slide 12 - Open question

Sarah en Theo hebben het over de belastingen. Ze snappen wel dat de overheid het geld van de belasting nodig heeft. En dat de belastingen soms omhoog moeten.

‘Maar als de inkomstenbelasting omhoog gaat, krijgt de overheid minder btw binnen’, zegt Sarah.

Leg uit waarom dat zo is.

Slide 13 - Open question

Als gevolg van het boren naar aardgas in Groningen zijn er in die provincie aardbevingen geweest. Daarom wordt er nu minder aardgas uit de grond gehaald dan eerst.

Leg uit dat dit gevolgen heeft voor de inkomsten van de overheid.


Slide 14 - Open question



Slide 15 - Open question



Slide 16 - Open question



Slide 17 - Open question

In de krant leest Robin dat de overheid een begrotingsoverschot van € 1,6 miljard heeft. Robin vindt dat de overheid dit bedrag moet verdelen over de bevolking.

a. Vul in: € 1,6 miljard = € … miljoen.

b. Ons land heeft 17,2 miljoen inwoners.
Het begrotingsoverschot is per inwoner € … (afgerond op hele euro’s).

Slide 18 - Open question

Jos werkt in het weekend een paar uur bij restaurant Bella Italia. Na afloop van een maand krijgt hij zijn loonstrook. Daarop kan hij zien hoeveel hij verdiend heeft. Met een deel van zijn loon betaalt Jos mee aan de uitkeringen van mensen die daar recht op hebben.

De volgende twee vragen gaan hierover.

Slide 19 - Slide

Lees de tekst over Jos.

Welk bedrag betaalt Jos aan uitkeringen voor mensen die daar recht op hebben?

Slide 20 - Open question

Jos werkt in het weekend een paar uur bij restaurant Bella Italia. Na afloop van een maand krijgt hij zijn loonstrook. Daarop kan hij zien hoeveel hij verdiend heeft. Met een deel van zijn loon betaalt Jos mee aan de uitkeringen van mensen die daar recht op hebben.

De volgende twee vragen gaan hierover.

Slide 21 - Slide

Lees de tekst over Jos.

Hoeveel procent is het bedrag aan uitkeringen voor mensen die daar recht op hebben van zijn brutoloon?

Schrijf je berekening op en rond het antwoord af op één decimaal.

Slide 22 - Open question

Meerkeuze vragen

Slide 23 - Slide

Wie geeft leiding aan de regering?
A
De koning
B
De minister-president
C
De Eerste Kamer
D
De Tweede Kamer

Slide 24 - Quiz

Zijn de volgende beschrijvingen kenmerken van collectieve voorzieningen?

Er wordt voor gecollecteerd.

A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Zijn de volgende beschrijvingen kenmerken van collectieve voorzieningen?

Iedere burger mag er gebruik van maken.

A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Zijn de volgende beschrijvingen kenmerken van collectieve voorzieningen?

De overheid betaalt deze voorzieningen.

A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Zijn de volgende beschrijvingen kenmerken van collectieve voorzieningen?

Ze worden betaald door de gebruikers.

A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Mensen die geen of te weinig inkomen hebben, kunnen geld van de overheid krijgen. Dat is in verschillende wetten zo geregeld.

Hoe noem je al deze regelingen samen?
A
Collectieve voorzieningen
B
Sociale zekerheid
C
Uitkeringen
D
Zorgstelsel

Slide 29 - Quiz

Mevrouw Wijnands krijgt een uitkering omdat ze na haar ontslag werkloos is. Meneer Abels is al een tijdje met pensioen. Van de overheid krijgen zij een uitkering.

Wat voor uitkering krijgt mevrouw Wijnands?
A
AOW -uitkering
B
WW-uitkering

Slide 30 - Quiz

Mevrouw Wijnands krijgt een uitkering omdat ze na haar ontslag werkloos is. Meneer Abels is al een tijdje met pensioen. Van de overheid krijgen zij een uitkering.

Wat voor uitkering krijgt meneer Abels?
A
AOW -uitkering
B
WW-uitkering

Slide 31 - Quiz

Wat is een belangrijk verschil tussen bedrijven in de particuliere en instellingen in de collectieve sector?

A
Instellingen in de collectieve sector leveren diensten, bedrijven in de particuliere sector leveren goederen.
B
Instellingen in de collectieve sector leveren goederen, bedrijven in de particuliere sector leveren diensten.
C
Instellingen in de collectieve sector willen winst behalen, bedrijven in de particuliere sector hoeven dat niet.
D
Instellingen in de collectieve sector hoeven geen winst te behalen, bedrijven in de particuliere sector willen dat wel.

Slide 32 - Quiz

Wie moeten inkomstenbelasting betalen?
A
Alleen bedrijven die winst maken.
B
Alleen werknemers die in loondienst zijn.
C
Iedereen die in ons land woont.
D
Iedereen in ons land met een inkomen.

Slide 33 - Quiz

Juist of onjuist?

Producten die slecht zijn voor je gezondheid kan de overheid met subsidie duurder maken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Juist of onjuist?

Iemand die sigaretten koopt, betaalt niet alleen voor de sigaretten, maar betaalt ook accijns.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Juist of onjuist?

De contributie die leden van de hockeyclub betalen wordt lager door een gemeentelijke subsidie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz