afsluiting eten en drinken

donderdag 16 maart
  1. Grammatica 
  2. Spreekoefeningen A1
  3. werken aan eigen boek
  4. Toets lees Mee

1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

donderdag 16 maart
  1. Grammatica 
  2. Spreekoefeningen A1
  3. werken aan eigen boek
  4. Toets lees Mee

Slide 1 - Slide

klein -kleiner -kleinst
lang- langer- langst 
bang -banger- bangst
oud- ouder -oudst 
dik  - dikker-    dikst
hoog -hoger -hoogst
laag- lager -laagst
lief-liever-liefst


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

dan    als
Hij is kleiner dan zijn zus
Dit boek is groter dan jouw boek
Die tekening is mooier dan deze.

Dit huis is even groot als dat huis.
Ik ben even oud als mijn buurvrouw.

Slide 4 - Slide

eten bereiden =
eten klaar maken
serveren

Slide 5 - Slide

consumeren
opeten/gebruiken
bederven
Dit is bedorven

Slide 6 - Slide

hygiënisch = schoon


vlees bakken

Slide 7 - Slide

micro-organismen
de pan

Slide 8 - Slide

verhitten =
warm maken
de oven

Slide 9 - Slide

het gasfornuis
de ovenschotel

Slide 10 - Slide

Bakken en braden
Het eten dat je ’s avonds eet, is vaak warm. En dat heeft een reden. Door het verhitten van eten gaan micro-organismen dood. Je kunt eten bijvoorbeeld verhitten door bakken of braden. Je gebruikt daarvoor pannen of de oven.
Bijvoorbeeld groenten. En je kunt bakken in de oven. Bijvoorbeeld koekjes, pizza, taart, cake of een ovenschotel.

Slide 11 - Slide

Bakken

 
Bakken kan op verschillende manieren. Je kunt bakken in een koekenpan. Bijvoorbeeld vlees, vis, aardappelen, pannenkoeken of een ei. Je kunt ook bakken in een roerbakpan of wok. 

Slide 12 - Slide

Braden
Braden is een manier om vlees te bereiden. Je laat het vlees dan langzaam gaar worden. Braden doe je in een braadpan. Dat is een hoge pan met een dikke bodem en een deksel.

 

Slide 13 - Slide

schrijfopdracht

Slide 14 - Slide