Gezond leven

Bs 6 - Gezond leven
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bs 6 - Gezond leven

Slide 1 - Slide

Welke bloedcellen zijn betrokken bij de afweer in je lichaam?

Slide 2 - Open question

Wat zijn antistoffen?
A
de eiwitten op de buitenkant van de ziekteverwekker
B
object dat zich hecht aan de ziekteverwekker

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen
1. Je kunt aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kunt houden.
2. Je kunt aangeven wat er gebeurd bij slagaderverkalking.

Slide 4 - Slide

Bloeddruk
-> Dit is de druk die op de bloedvaten uitgeoefend wordt tijdens het rondpompen van het bloed.

-> Bovendruk & onderdruk

-> Meten met een bloeddrukmeter

Slide 5 - Slide

Slagaderverkalking
-> Door een te hoge bloeddruk (langere tijd) kan je bloedvat beschadigen.

-> Bij zo'n beschadiging komen dan witte bloedcellen en vettige stoffen uit het bloed.

-> Ze hopen zich op en worden hard door kalk.

-> Dit noem je slagaderverkalking.

Slide 6 - Slide

Oorzaken slagaderverkalking
> Roken
-> Stress
-> Overgewicht
-> Veel zout eten
-> Weinig bewegen

Slide 7 - Slide

> Het duurt jaren voordat slagaderverkalking vergevorderd is.

> Bloedvat wordt minder elastisch. Hierdoor ontstaat een nog hogere bloeddruk.

Slide 8 - Slide

Verlagen van slagaderverkalking

Iedereen krijgt het. Maar niet iedereen heeft er last van.

> Voldoende sporten / bewegen
> Gezond eten
> Niet roken

Slide 9 - Slide

Maken
Opdracht 1 en 3

Slide 10 - Slide

Na het ontbijt meet Bram zijn bloeddruk. Daarna gaat hij een uur hardlopen. Na het hardlopen meet hij zijn bloeddruk opnieuw. De bloeddruk is na het ontbijt hoger/lager dan direct na het hardlopen.
A
Hoger
B
Lager

Slide 11 - Quiz

Werk gevolg heeft slagaderverkalking voor de bloeddruk?
A
De bloeddruk zal dalen, omdat het bloed gemakkelijk door de slagaders kan stromen.
B
De bloeddruk zal stijgen, omdat het bloed gemakkelijk door de slagaders kan stromen.
C
De bloeddruk zal dalen, omdat het bloed moeilijker door de slagaders kan stromen.
D
De bloeddruk zal stijgen, omdat het bloed moeilijker door de slagaders kan stromen.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Hartinfarct
-> Kransslagader beschadigd of verstopt.

-> Hart is spier en krijgt zuurstof uit het bloed in de kransslagader.

-> Door beschadiging of verstopping minder bloed en dus minder zuurstof.

-> Hartinfarct -> beschadiging aan de hart spier.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Waardoor kan een hartinfarct worden veroorzaakt?
A
Door het optreden van slagaderverkalking in een longslagader
B
Door het optreden van slagaderverkalking in een kransslagader.
C
Door het optreden van slagaderverkalking in de halsslagader.
D
Door het optreden van slagaderverkalking in de leverslagader.

Slide 16 - Quiz

Leef gezond
Hoe gezonder je leeft, hoe gezonder je lichaam.

De kans is dan kleiner op hart & vaatziekten.
-> Ontspannen
-> Sporten / bewegen
-> Eet gezond
-> Weinig zout
-> Niet roken en geen alcohol drinken.

Slide 17 - Slide

Alcohol
Alcohol is een stof met een verdovende werking.
 
Alcohol komt via het bloed op vrijwel alle plekken van het lichaam. 

Jongeren zijn extra gevoelig voor alcohol: hersenschade en verslaving.

Kater: hoofdpijn/dorstig/misselijk door vochtverlies en giftige afvalstoffen. 

Alcoholvergiftiging: bij jongeren boven 1,7 promille. Boven 4 promille kans op coma en overlijden.

Bingedrinking: in korte tijd veel alcohol drinken

Slide 18 - Slide

Gevolgen alcohol
Korte termijn
Lange termijn
Opwekkend
Verstoort ontwikkeling van de hersenen
Verminderde remming
Verstoorde hormoonbalans
Verminderde controle
Beschadiging van lever, hersenen, maag en hart
Verdoving
Geheugenverlies en verminderde school-, studie- en werkprestaties

Slide 19 - Slide

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed
wordt alcohol vervoerd?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 20 - Quiz

1. Alcohol zorgt ervoor dat je meer/minder moet plassen.

2. Na het drinken van een glas bier is het alcoholpromillage in een groter lichaam hoger/lager dan in een klein lichaam.
A
1. Meer 2. Hoger
B
1. Meer 2. Lager
C
1. Minder 2. Hoger
D
1. Minder 2. Lager

Slide 21 - Quiz

Maken:
Opdracht: 5, 8 en 9
Als je klaar bent maak je 10

Slide 22 - Slide