5H - Les 14 P1 - Verben: konjunktiv & reflexive Verben

Deutsch 
Les 13 P1
Gutentag
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deutsch 
Les 13 P1
Gutentag

Slide 1 - Slide

am 16.10.2023
examenidioom
handelingsdeel

daarna:
SCHRIJFTOETSEN

Slide 2 - Slide

Heute
Voorbereiding voor les 13:

maken:  opdrachten werkwoordsgrammatica in Learnbeat
leren: paragraaf 7 van examenidioom.

Verwerkingsopdrachten na les 13:
maken: werkwoordsgrammatica in Learnbeat
leren: paragraaf 8 van examenidioom.






Slide 3 - Slide

Grammatica die je nodig hebt
Konjunktiv II
Wederkerende werkwoorden

Slide 4 - Slide

De Konjunktiv
De Konjunktiv is een bijzondere werkwoordsvorm. 

Je gebruikt Konjunktiv 2 om:
- beleefdheid uit te drukken
- een wens uit te drukken
- een mogelijkheid of twijfelachtigheid uit te drukken

Slide 5 - Slide

Mit dem Trostpreis wäre ich schon zufrieden.

Ich möchte Ihnen für Ihre Mühe bedanken.

Er könnte wohl Recht haben.

Wissen Sie, wann diese Informationen freigegeben werden?

Wie viel würde man bei dieser Stelle verdienen?

Seid ihr alle damit einverstanden?

Slide 6 - Mind map

Hoe maak je een Konjunktiv ?
In de meeste gevallen kun je een zou- constructie maken met een konjunktiv-vorm van werden en een regelmatig werkwoord

Slide 7 - Slide

Voorbeelden:
Ich würde das nicht machen.
Wie würdet ihr diese Aufgabe lösen ?
Wie viel würde man verdienen?

Slide 8 - Slide

Konjunktiv -vormen van het werkwoord werden :
ich würde
du würdest
er, sie, es würde
wir würden
ihr würdet
sie würden
Sie würden

Slide 9 - Slide

Uitzondering
De werkwoorden: werden, haben, sein, können en mögen hebben een eigen Konjunktivvorm.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Als ik genoeg geld zou hebben, zou ik een paard kopen.

Slide 12 - Open question

Zou u me dat alstublieft nog een keer uit kunnen leggen ?

Slide 13 - Open question

We zouden dit jaar graag naar China willen reizen.

Slide 14 - Open question

Wat zouden jullie hebben gedaan ?

Slide 15 - Open question

Ik zou dat niet kopen als ik jou was

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

zich aankleden - sich anziehen
welke zin klopt niet?

A
Ich ziehe mich an.
B
Wir ziehen sich an.
C
Du ziehst dir an.
D
Sie ziehen ihnen an.

Slide 20 - Quiz

Wij moeten ons haasten. (sich beeilen).

Slide 21 - Open question

De lerares vergist zich. (sich irren)

Slide 22 - Open question

Waarom solliciteren jullie? (sich bewerben)

Slide 23 - Open question

Oude mensen wassen zich niet vaak.
(alte Menschen - sich waschen - nicht oft)

Slide 24 - Open question

Ik ben in Hardenberg goed bekend.
(sich auskennen)

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide