wwspelling hoofdstuk 28: voltooid deelwoord

Welkom
Telefoon in hotel?
Boek, schrift, stilleesboek, laptop dicht op tafel?

We starten met 10 minuten stillezen
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Telefoon in hotel?
Boek, schrift, stilleesboek, laptop dicht op tafel?

We starten met 10 minuten stillezen

Slide 1 - Slide

Nakijken
Weektaak.


timer
5:00

Slide 2 - Slide

WERKWOORDSPELLING

Hoofdstuk 28 voltooid deelwoord
(blz 114)


Slide 3 - Slide

Vorige lessen heb je geleerd...
... hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

.... hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

... hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden.


Slide 4 - Slide

Aan het einde van de les weet je...


... hoe je het voltooid deelwoord op de juiste manier vervoegt (= op de juiste manier in een zin zet).

Slide 5 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 6 - Open question

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 7 - Open question

Hoe weet je of je in de tegenwoordige tijd de ik-vorm of de ik-vorm+t moet schrijven?

Slide 8 - Open question

Welke regel pas je toe bij de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 9 - Open question

Welke regel pas je toe bij de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Sterke ww met vdw dat niet op -en eindigt

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Soms heeft het voltooid deelwoord van een werkwoord dezelfde vorm als de persoonsvorm tegenwoordige tijd (mv).

  1. Wij ontvangen een brief.
  2. Wij hebben een brief ontvangen.

Hoe weet je met welke werkwoordsvorm je te maken hebt?
Door de kenmerken van de werkwoordsvormen erbij te halen.

Slide 15 - Slide

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Kenmerken persoonsvorm: verandert als de tijd/getal verandert.
Kenmerken voltooid deelwoord: heeft een hulpwerkwoord bij zich (hebben, zijn, worden).

  1. Wij ontvangen een brief. - Wij ontvingen een brief. - Ik ontvang een brief.
  2. Wij hebben een brief ontvangen. - Hebben = hulpwerkwoord

Ontvangen in zin 1 = persoonsvorm
Ontvangen in zin 2 = voltooid deelwoord


Slide 16 - Slide

Onvoltooid deelwoord
Handeling die nog bezig is.
nd(e)

Slide 17 - Slide

Onvoltooid deelwoord
Handeling die nog bezig is.
nd(e)

Slide 18 - Slide

Oefenen met het VD
Maak onderstaande opdrachten. 
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.
Tijd voor het maken van slides 17 en 18 is 10 minuten.

Slide 19 - Slide

Persoonsvorm en voltooid deelwoord
Maak onderstaande opdrachten.
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.

Slide 20 - Slide

Opdrachten
Op slides 18 t/m 34 vind je verschillende afbeeldingen met teksten waarin spelfouten worden gemaakt. 

Het gaat hierbij steeds om fouten in de persoonsvorm tegenwoordige tijd, de persoonsvorm verleden tijd en/of het voltooid deelwoord. 

Maak de opdrachten op de volgende slides.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 23 - Open question


Hoeveel spelfouten haal je uit dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz


Verbeter de spelfout(en).

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide


Hoeveel fouten haal je uit dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quiz


Verbeter de fout.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide


Hoeveel spelfouten vind je in dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quiz


Verbeter de spelfout(en).

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Slide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 39 - Open question

Ik weet hoe ik het  voltooid deelwoord op de juiste manier vervoegt (= op de juiste manier in een zin zet).

Slide 40 - Slide