1v woordsoorten 2 A4 (vnw)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

1v woordsoorten 2 A4 (vnw)

Vorige les

Start grammatica woordsoorten

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

lidwoord

Wat gaan we vandaag doen?

Nakijken opdrachten 1 & 2

Nieuwe stof: A4 over voornaamwoorden

Oefenen m.b.v. een songtekst

Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

• weet je hoe je vier van de voornaamwoorden herkent in een zin en kun je ze ook benoemen.

Grammatica: Woordsoorten

Elk woord in een zin kan je benoemen

Woordsoorten

Nakijken opdrachten

Opdracht 1 & 2 op blz. 78

Maak aantekeningen in je schrift over de theorie over deze vier voornaamwoorden

(maak een tabel/woordweb of duidelijk overzicht)

Een voornaamwoord

• is een woord dat verwijst naar een persoon, dier of ding
• vervangt een (zelfstandig) naamwoord
• acht verschillende soorten; we leren er nu vier!
  

1) persoonlijk voornaamwoord

2) bezittelijk voornaamwoord

3) aanwijzend voornaamwoord

4) betrekkelijk voornaamwoord

persoonlijk voornaamwoord

Hij ziet haar.

Zij stuurt hem een appje.

• vervangt een zelfstandig naamwoord
• voorbeelden: wij, ik, haar, hun, 't, jullie, ons
• is in de zin het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp

bezittelijk voornaamwoord

Dit is mijn jas

Dit is de mijne

• geeft een bezit aan
• staat meestal voor het zelfstandig naamwoord
• voorbeelden: jouw, uw, mijn, z'n, onze, jullie

aanwijzend voornaamwoord

Wil je deze pizza of die?

Ik zou dat aanbod niet accepteren.

Dit boek is van dat meisje.

Pieter heeft dezelfde schoenen als ik.

• wijst naar personen en zaken
• voorbeelden: die, deze, zulke, diegene, dit, zoiets                 

betrekkelijk voornaamwoord

Heb jij het boek dat daar ligt ook gelezen?

De lamp die ik vandaag heb omgegooid, bleek van een vriend.

• verwijst naar personen en zaken die al eerder in de zin genoemd zijn
• Antecedent: datgene waarnaar verwezen wordt
• voorbeelden: die, dat, wie, wat, welke, hetgeen

aanwijzend voornaamwoord

betrekkelijk 

voornaamwoord

die 

wat 

hetgeen

wijst personen of dingen aan

deze 

die 

dat 

verwijst naar een woord dat eraan voorafgaat 

(= antecedent)

Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

"Ik wil niet weggaan in m'n eentje,

maar deze avond is geen feestje."

En nu.. oefenen!

Luister goed naar het lied 'Champions Leaque' van Flemming en Boef en vul de ontbrekende woorden in.

Benoem in de rechterkolom de woordsoorten. 

Gebruik ook vooral je aantekeningen en/of boek als hulpmiddel (blz. 142/144)

Kies uit: 

- werkwoord (ww)

- lidwoord (lw)

- zelfstandig naamwoord (zn)

- bijvoeglijk naamwoord (bn)

Voornaamwoorden: persoonlijk, betrekkelijk, bezittelijk of aanwijzend 

Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

• weet je hoe je vier van de voornaamwoorden herkent in een zin en kun je ze ook benoemen.

Volgende les

Maandag

Verder met grammatica woordsoorten

Fijn weekend!

Vul het juiste betrekkelijk voornaamwoord in:
Daar is het meisje van ... ik een e-mail kreeg.

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in de volgende zin? Het verlegen meisje dat ik zag.

Welke betrekkelijke voornaamwoorden gebruik je bij de-woorden?