Oefentoets grammatica woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Oefentoets grammatica woordsoorten

De toets gaat over: zelfstandig naamwoord (zn), onbepaald en bepaald lidwoord (olw en blw), bijvoeglijk naamwoord (bn), hulpwerkwoord (hww) en zelfstandig werkwoord (zww), aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw), vragend voornaamwoord (vr.vnw), voorzetsel (vz) en bijwoord (bw)

Instructie

• Als je meerdere antwoorden moet geven dan geef je de antwoorden in de volgorde waarin de woorden in de zin voorkomen.
• Je scheidt je antwoorden door het zetten van een liggend streepje. Gebruik geen spaties!
• Als je woordsoorten moet benoemen, gebruik je bij voorkeur de afkortingen!

filmpjes

Om je geheugen even op te frissen, heb ik twee filmpjes toegevoegd. Veel woordsoorten komen terug in je opdracht. 

Bekijk de filmpjes, om de theorie beter te begrijpen. Klik door naar de volgende slide

Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:

De nieuwsgierige journalist heeft vreselijke vragen gesteld aan de zwetende minister.

Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:

De uitslagen van de afgenomen testen worden vanmiddag al bekendgemaakt.

Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:

Jorieke heeft drie jaar in Edam gewoond.

Haal alle bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin:

De optimistische regering hoopt met deze maatregelen de vervelende situatie te verbeteren.

Haal alle bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin:

De nieuwsgierige journalist heeft vreselijke vragen gesteld aan de zwetende minister.

Haal alle bijvoeglijk naamwoorden uit deze zin:

De verliefde jongen is heel rood na de opmerking van zijn klasgenoot.

Haal alle bijwoorden uit onderstaande zin:

De uitslagen van de afgenomen testen worden vanmiddag al bekendgemaakt.

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

Waarom heb jij vanmorgen niet gezwaaid?

Haal alle voorzetsel uit onderstaande zin:

Sinds de crisis ga ik niet met de bus naar school.

Haal alle voorzetsels uit deze zin:

De verliefde jongen is heel rood na de opmerking van zijn klasgenoot.

Haal alle aanwijzende voornaamwoorden uit de zin:

Die aardige gast heeft deze keer een dikke fooi gegeven.

Haal alle bepaalde en onbepaalde lidwoorden uit deze zin:

Gisteren heb ik een bijzonder artikel in de krant gelezen over het vakantiegevoel.

Ik had een bijzondere ontmoeting met iemand op straat.

'Bijzondere' is een:

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

Toen hij verloor, moest hij heel hard huilen.

'hard' is een:

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

Toen hij verloor, moest hij heel hard huilen.

'heel' is een:

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

In Italië gaat het inmiddels gelukkig iets beter.

'Italië' is een:

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

De burgemeester onthulde het bronzen standbeeld.

'bronzen' is een:

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

De winkels zijn wegens omstandigheden gesloten.

'wegens' is een:

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

Hij roerde met een schroevendraaier in de koffie.

'met' is een:

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

Hij roerde met een schroevendraaier in de koffie.

'koffie' is een:

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

Ik vind zulke vragen knap lastig.

'zulke' is een:

1. aanwijzend voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. bijwoord

Dat is een makkelijke vraag.

'een' is een:

1. bepaald lidwoord
2. onbepaald lidwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Hoeveel hulpwerkwoorden zitten er in deze zin:

Ik zou je graag hebben willen zien.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hoeveel zelfstandige werkwoorden zitten er in deze zin:

Ik zou je graag hebben willen zien.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Mijn broertje is vorig jaar getrouwd.

'getrouwd' is een:

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. zelfstandig naamwoord

Ik heb haar lange tijd niet willen zien.

'willen' is een:

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. zelfstandig naamwoord

Ik heb haar lange tijd niet willen zien.

'heb' is een:

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. zelfstandig naamwoord

Ik heb nog nooit zo'n mooi schilderij gezien!
'zo'n' is een:

1. lidwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. voorzetsel
4. bijwoord

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. Zij
2. Zij, aan
3. Hem
4. Zij, hem

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. Zij
2. Zij, haar
3. Zij, haar, haar
4. haar

Benoem woord voor woord in onderstaande zin (noteer de afkortingen, bijvoorbeeld bn-zn-olw en scheid die door middel van een streepje):

Waarom heeft Erik oma niet een mooie brief geschreven?

Benoem woord voor woord in onderstaande zin (noteer de afkortingen, bijvoorbeeld bn-zn-olw en scheid die door middel van een streepje):

Deze antwoorden kunnen door het programma worden nagekeken.

Benoem woord voor woord in onderstaande zin (noteer de afkortingen, bijvoorbeeld bn-zn-olw en scheid die door middel van een liggend streepje):

Welke leraar met een wollen trui kan heel goed zingen?