Benoem van de onderstaande zin zo veel mogelijk woorden.
Yasmin heeft haar leuke boek gisteren niet in de woonkamer gevonden.
Slide 2 - Open question
Lidwoord - olw & blw
Lidwoorden: de, het, een.
Onbepaald lidwoord: de, het.
Bepaald lidwoord: een.
een boek
het boek
Slide 3 - Slide
Zelfstandig naamwoord: zn & zn-e
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens (kleuter), dier (walvis), plant (tulp), ding (bureau), gevoel (verdriet) of begrip (jaar).
Een eigennaam (zn-e) is ook een zelfstandig naamwoord: Emma, Parijs, Rembrandt, Ierland.
Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud: egel – egels; verhaal – verhalen.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: egel – egeltje; verhaal – verhaaltje.
Je kunt er vaak de, het of een voor zetten: de egel – een egel; het verhaal – een verhaal.
Slide 4 - Slide
Werkwoord: zww & hww
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord:
Vanavond eten (zww) we pizza met zalm.
Als er meer werkwoorden in zo’n zin staan, staat ergens achter in de zin één zelfstandig werkwoord. Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoorden:
Vanavond kunnen (hww) we pizza met zalm eten (zww).
Vanavond zouden (hww) we pizza met zalm kunnen (hww) eten (zww).