What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Woe 09-02-2022 K4.1 geslacht zelfstandige naamwoorden
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
HA3E
Mittwoch, 9 Februar 2022
Slide 2 - Slide
Was werden wir heute machen?
Wat gaan we vandaag doen?
Studiewijzer
Herhaling grammatica
Aufgaben
(opdrachten)
Slide 3 - Slide
Toetsen
Studiewijzer
woordjes/grammatica
Slide 4 - Slide
Was weißt du noch?
Über:
geslacht van zelfstandige naamwoorden
6 Fragen
Slide 5 - Slide
Wat is het lidwoord voor een mannelijk zelfstandig naamwoord?
Slide 6 - Open question
Wat is het lidwoord voor een onzijdig zelfstandig naamwoord?
Slide 7 - Open question
Wat is het lidwoord voor een vrouwelijk zelfstandig naamwoord?
Slide 8 - Open question
Welk lidwoord + wat is de juiste regel?
_____ Abend (avond)
A
der, maand
B
die, meervoudsvorm
C
der, dagdeel
D
das, het-woord
Slide 9 - Quiz
Welk lidwoord + wat is de juiste regel?
_____ Mädchen
A
die, vrouwelijk persoon
B
das, het-woord
C
der, eindigt op -chen
D
die, eindigt op -chen
Slide 10 - Quiz
Welk lidwoord + wat is de juiste regel?
_____ Übung (oefening)
A
die, eindigt op -ung
B
das, het-woord
C
die, meervoud
D
der, eindigt op -ung
Slide 11 - Quiz
Grammatik B
Keuzevoorzetsels
3e of 4e naamval
Slide 12 - Slide
an
auf
hinter
neben
in
über
unter
vor
zwischen
aan, op, bij, naar
op
achter
naast
in, naar
over, boven
onder
voor
tussen
3e naamval: rust/toestand (zich bevinden, ergens zijn)
vragen: NL: waar? D:wo?
Wo
bist du? --> Ich bin
in der
Schule
4e naamval: beweging van A-B/richting (ergens komen)
vragen: NL: waarheen? D: wohin?
Wohin
gehst du? --> Ich gehe
in die
Schule
Bv.:
Auf dem Tisch steht eine schöne Vase.
Er fuhr den Wagen in die Garage.
Slide 13 - Slide
3e naamval
1. sein (zijn)
2. sitzen (zitten)
3. stehen (staan)
4. liegen (liggen)
5. hängen (hangen)
1. gehen (gaan/lopen)
fahren (gaan/rijden)
2. sich setzen (gaan zitten)
3. stellen (zetten)
sich stellen (gaan staan)
4. legen (leggen)
sich legen (gaan liggen)
5. hängen ((iets) ophangen)
4e naamval
Slide 14 - Slide
Aufgaben machen
opdrachten maken
Was (wat)?
Weektaak
:
maken
Kapitel 4, Lektion 1 --> Aufgabe: 3, 9, 10, 11, 12, 13
3= woordjes, 9/10=geslacht znw, 11/12/13= keuzevoorzetsels
Wie (hoe)?
Boek
Hilfe (hulp)?
Buren, boek, docent
Zeit (tijd)?
tot
14:35
Fertig (klaar)? L
eren voor so K4
An die Arbeit!
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
More lessons like this
Di 08-02-2022 K4.1 geslacht zelfstandige naamwoorden
February 2022
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Woe 09-02-2022 K4.1 geslacht zelfstandige naamwoorden
February 2022
- Lesson with
10 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Vr 11-02-2022 K4.1 geslacht zelfstandige naamwoorden
February 2022
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Woe 16-02-2022 K4.2 keuzevoorzetsels
February 2022
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Ma 14-02-2022 K4.2 keuzevoorzetsels
February 2022
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
geslacht znw en keuzevoorzetsels
March 2024
- Lesson with
15 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Ma 21-02-2022 K4.3
February 2022
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Vr 13-05-2022 Periode 4: grammatica
December 2022
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3