Quiz themawoorden

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 5

Spontaan

1. Als je iets zonder nadenken doet.
2. Als je iets doet, maar er goed over nadenkt van te voren.

Bedachtzaam

1. Als je iets zonder nadenkend doet.
2. Als je eerst goed nadenkt voordat je iets doet.

Gewichtloos

1. Als iets heel zwaar is.
2. Zonder gewicht, zoals een astronaut in de ruimte.

Vederlicht

1. Heel erg licht, als een veertje.
2. Een klein lampje.

Loodzwaar

1. Een grote loods waar zware spullen instaan.
2. Heel erg zwaar, als een olifant.

Rasecht

1. Heel echt, helemaal echt.
2. Een hondenras.

Het couplet

1. Een nieuwe haarstijl.
2. Een nieuw stuk tekst in een gedicht of liedje.

Het refrein

1. Een stuk tekst in een gedicht of lied dat vaak terugkomt.
2. Hetzelfde als een couplet.

Luchtig

1. Als er veel lucht is.
2. Zonder problemen.

De toestand

1. Zoals het is.
2. De stand van een voetbalwedstrijd.

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.

1. Als je niet weet hoe laat het is.
2. Je voelt je nergens veiliger en beter dan in je eigen huis.

De morgenstond heeft goud in de mond.

1. Het is verstandig om vroeg op te staan i.p.v. lang in bed te blijven.
2. Als je 's morgens vroeg op staat, krijg je geld.