Spelling - leestekens

Lees de tekst. Wat valt je op?

ik zou wel de karaktereigenschap van willem willen hebben, omdat het een man met een goed hart is dat iemand een vreemd kind verzorgt en helpt vind ik heel bijzonder ik had dat niet verwacht want het lijkt wel alsof in die tijd bijna niemand aardig was en om je gaf de karaktereigenschappen die ik niet zou willen hebben jaloers en onzeker zijn ik zou het boek aan anderen aanraden het was erg leuk om te lezen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lees de tekst. Wat valt je op?

ik zou wel de karaktereigenschap van willem willen hebben, omdat het een man met een goed hart is dat iemand een vreemd kind verzorgt en helpt vind ik heel bijzonder ik had dat niet verwacht want het lijkt wel alsof in die tijd bijna niemand aardig was en om je gaf de karaktereigenschappen die ik niet zou willen hebben jaloers en onzeker zijn ik zou het boek aan anderen aanraden het was erg leuk om te lezen

Slide 1 - Slide

Wat viel je op aan de tekst?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Zijn de regels voor het gebruik van interpunctie duidelijk?
Ja
Nee

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Video

Nu:
- Jullie maken opdr. 1 (blz. 34) mondeling (5 min.). Overleg in tweetallen.
- Klaar? --> maak opdr. 3 en  4 (10 min.)


Slide 17 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 18 - Slide

Deze les:
We gaan oefenen met werkwoordspelling en het herkennen en schrijven van de gebiedende wijs. 

Slide 19 - Slide

Werkwoordsvormen
- pvtt
pvvt
- infinitief (hele ww)
- voltooid deelwoord
- onvoltooid deelwoord
- gebiedende wijs
- bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Slide

Persoonsvorm tt
ik                           fiets / fax / vind / aai
je / jij                    + t 
                               Als je/jij achter de pv staat en je kunt het                                                                             vervangen door je/jij, dan gebruik je de ik-vorm.
                               Fiets jij (je) vanavond mee? Jij fietst vanavond mee.
                               Vind jij (je) het gezellig? Jij vindt het gezellig. 
                               Vindt je (*jij) zus het gezellig? Je zus vindt het gezellig. 
hij/zij het            +t
wij                        hele werkwoord

Slide 21 - Slide

Persoonsvorm vt
sterke werkwoorden                zwem - zwom - gezwommen
                                                           loop - liep - gelopen
zwakke werkwoorden             1. Neem de stam (hele ww - en) van het ww.
                                                           fax / aai / werk / wacht
                                                           2. Zit de laatste letter van de stam in
                                                                KoFSCHiPTaXi ?
                                                           Ja = t                Nee = d
               faxte - gefaxt / aaide - geaaid / werkte - gewerkt / wachtte - gewacht
               

Slide 22 - Slide

(Bevestigen) hij gisteren dat hij mee wil doen?

Slide 23 - Open question

(Bedenken) jij vanochtend je surprise voor Sinterklaas?

Slide 24 - Open question

(Worden) je neefje vandaag 8 jaar?

Slide 25 - Open question

Heb jij hem gisteren de goede brief (sturen).

Slide 26 - Open question

Infinitief
hele werkwoord

Het is alleen een infinitief als er al een persoonsvorm in de zin staat.
Wij gaan zwemmen. 
          pv        inf

Slide 27 - Slide

Onvoltooid deelwoord
hele ww + d


Lachend / fietsend / rennend / fluitend 

Slide 28 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
- Een voltooid deelwoord kan soms gebruikt worden als een bn.
- Schrijf je zo kort mogelijk, maar niet als de uitspraak dan verandert.
- Met -en als het vdw eindigt op -en.  (
- Met een -e als het vdw eindigt op -t of -d. 

De foto is vergroot. - de vergrote foto
De weg wordt verbreed. - de verbrede weg
De appel is gevallen. - de gevallen appel




Slide 29 - Slide

De orkaan (verwoesten) het huis.

Slide 30 - Open question

De orkaan heeft het huis (verwoesten).

Slide 31 - Open question

Het (verwoesten) huis is onbewoonbaar.

Slide 32 - Open question

De appel is verrot. De ______ appel.

Slide 33 - Open question

Gebiedende wijs
Je geeft een gebod (iets wat iemand moet doen).
De persoonsvorm staat altijd vooraan in de zin.
Voorbeeld:
- Doe eens mee. 
- Geef eens hier!
- Blijf daar maar even zitten.
- Droom maar lekker verder. 

Slide 34 - Slide

Welke zin(nen) staat in de gebiedende wijs?
A
Loop eens door!
B
Loop jij vanavond mee?
C
Verwacht maar geen gouden bergen.
D
De piano is gisteren opgehaald.

Slide 35 - Quiz

Snap je de regels voor het spellen van de werkwoorden?
Ja
Nee

Slide 36 - Poll

Socrative
Leestekens en werkwoordsvormen

Slide 37 - Slide