U6) Adverbs - word order

English (unit 6 - lesson 2) 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

English (unit 6 - lesson 2) 

Slide 1 - Slide

Lessongoal:
  • Ik kan woorden op de juiste plek zetten in een Engelse zin. 

Slide 2 - Slide

Welke bijwoorden zijn er?
  1. Bijwoorden die iets zeggen over hoe vaak iets gebeurt 
  2. Bijwoorden die iets zeggen over in welke mate
  3. Bijwoorden die iets zeggen over hoe iets gedaan wordt
  4. Bijwoorden die iets zeggen over waar of waarheen
  5. Bijwoorden die iets zeggen over wanneer

Slide 3 - Slide

Bijwoorden van frequentie
  • Bijwoorden die iets zeggen over hoe vaak iets gebeurt
     Voorbeelden zijn: always, never, often, usually en sometimes.

  • Je zet ze: vóór het hoofdwerkwoord (belangrijkste werkwoord in de zin)
  • na een vorm van to be (am/is/are - was/were)

    We always eat sandwiches for lunch.     The teacher is sometimes late.
    My sister often loses her keys.                   Before, he was usually on time.  

Slide 4 - Slide

Bijwoorden van degree
  • Bijwoorden die aangeven in welke mate iets gebeurt

  • komen altijd voor het woord waar ze iets over zeggen.

    That is really kind of you.
    I am almost finished.
    Before, he was usually on time.  

Slide 5 - Slide

bijwoorden van plaats
  • Bijwoorden die iets zeggen over waar of waarheen 

  • Deze bijwoorden staan meestal aan het eind van een zin.

  • Voorbeelden:  
    My bike is in the shed.
    They left for France.

Slide 6 - Slide

bijwoorden van tijd
  • Bijwoorden die iets zeggen over wanneer

  • Bijwoorden die aangeven wanneer iets gebeurt, staan meestal aan het eind van een zin. Als je de tijd extra wilt benadrukken, kun je ze ook vooraan in een zin zetten.

  • Voorbeelden:   They left two days ago.
                                     Yesterday I fixed my bike.

Slide 7 - Slide

bijwoorden van plaats & tijd
  • Als plaats en tijd allebei aan het eind van de zin staan, komt plaats voor tijd. 
  • Denk aan het ezelsbruggetje: de 'P van ‘plaats' komt in het alfabet vóór de 'T van ‘tijd"

  • Voorbeelden:   They left for France two days ago.
                                       I fixed my bike in front of the shed yesterday.

Slide 8 - Slide

Voeg toe: "often"
We laugh at their jokes.
A
We often laugh at their jokes.
B
We laugh often at their jokes.

Slide 9 - Quiz

Voeg toe: "never"
He is nervous.
A
He is nervous never.
B
He never is nervous
C
He is never nervous

Slide 10 - Quiz

Voeg toe: "usually"
We relax after school.
A
We usually relax after school.
B
We relax usually after school.

Slide 11 - Quiz

Zet de zin in de juiste volgorde:
at the park – They - saw – this morning – a dog

Slide 12 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde:
never – I - eat – after 10 – snacks

Slide 13 - Open question

Ik weet hoe de woordvolgorde
in het Engels werkt.
Ja dat weet ik.
Een beetje. Ik snap sommige dingen nog niet helemaal.
Nee ik snap het helemaal niet.

Slide 14 - Poll