Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Inhoud van deze les
  1. Uitleg werkwoordspelling Tegenwoordige tijd
  2. Oefenvragen maken in Lessonup.
  3. Ganzenbord, maar dan anders! (spel)
  4. Aan de slag met opdrachten in de licentie/LWP 3

Slide 2 - Slide

Lesdoel:
Na deze les weet je hoe je de werkwoorden in de tegenwoordige tijd moet schrijven.

Slide 3 - Slide

Tegenwoordige tijd
Hoe weet je nou of je een werkwoord met een d of een t schrijft?

Bij de tegenwoordige tijd moet je iets met een T doen, het woord Tegenwoordige tijd zegt het al: de T van tegenwoordige tijd.


Slide 4 - Slide

Stap 1
Schrijf de ik-vorm (= stam) van het werkwoord op:

Hij (vinden) zijn horloge in de la.
Ik-vorm van vinden = ik vind

Zij (bakken) een taart.
Ik-vorm van bakken = ik bak


Slide 5 - Slide

Stap 2
Vul een vorm van maken of lopen in.
Hij (vinden) zijn horloge in de la.
Hij loopt zijn horloge in de la

Hoor je een -t achter loopt? Dan schrijf je ook een -t achter de ik-vorm die je al hebt opgeschreven -> vindt

Slide 6 - Slide

Peter …………………(worden) morgen twintig jaar.

Slide 7 - Open question

Ik …………………(worden) volgende week twintig jaar.

Slide 8 - Open question

Karin…………………(betalen) haar rekeningen nooit op tijd.

Slide 9 - Open question

Betalen)………………..jij je rekeningen eigenlijk op tijd?

Slide 10 - Open question

Als zij de sleutel van de voordeur …………….(vinden), kan ze eindelijk naar binnen.

Slide 11 - Open question

Als ik de sleutel van de voordeur ………………..(vinden), kan ik eindelijk naar binnen.

Slide 12 - Open question

Stappenplan tegenwoordige tijd

1. Schrijf de ik-vorm van het werkwoord op
2. Vul maken/lopen in op de plek van het werkwoord
3. Hoor je achter maken/lopen een -t
Dan schrijf je achter de ik-vorm die je al hebt opgeschreven ook een -t.

Slide 13 - Slide

Ganzenbord, maar dan anders!
  1. Ga in groepjes van ongeveer 4 zitten.
  2. Je krijgt per groep een spelbord, papier, en een dobbelsteen.
  3. Op elk vakje staat een werkwoord. Je gooit de dobbelsteen, je kijkt in welke vorm je het werkwoord moet vervoegen en spelt dit woord.
  4. Je laat je klasgenoten controleren of je het werkwoord goed hebt gepeld; gebruik het nakijkformulier.
  5. Heb je het goed opgeschreven? Dan mag je blijven staan. Is het niet goed opgeschreven? Dan moet je weer terug naar waar je stond.
  6. Wie als eerste bij EINDE is heeft gewonnen!

Slide 14 - Slide

Aan de slag in de licentie!
Taalverzorging -> 2.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd -> opdracht 1, 2, 3 en 4.

Klaar met de licentie-opdrachten?
Ga bezig met je LWP 3.

Slide 15 - Slide

Terugkoppeling
Ga naar menti.com

Slide 16 - Slide