This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
2G: welcome!
please have a seat and get your things
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Content lesson
1. Oefentoets stof 4.1
2. Lesson 4.2:
- Reading
- Vocabulary
timer
1:00
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Werk week 12
Unit 4
- 4.2 A t/m E
Orange/yellow = fluisterniveau
timer
20:00
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
De Present Perfect: Herkennen en Zinnen Maken
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kan jij de Present Perfect herkennen in een tekst en zelf zinnen maken in de Present Perfect.
Slide 5 - Slide
Vertel de leerlingen wat zij aan het einde van de les zullen hebben geleerd.
Wat weet jij al over de Present Perfect?
Slide 6 - Mind map
This item has no instructions
Wat is de Present Perfect?
De Present Perfect is een tijd om te praten over een actie die in het verleden heeft plaatsgevonden, maar nog steeds relevant is in het heden.
Slide 7 - Slide
Leg kort uit wat de Present Perfect is en geef voorbeelden.
Vorm van de Present Perfect
De Present Perfect wordt gevormd met 'have' of 'has' en het voltooid deelwoord van het werkwoord.
Slide 8 - Slide
Toon de leerlingen hoe de Present Perfect wordt gevormd en geef voorbeelden.
Herkennen van de Present Perfect
Om de Present Perfect te herkennen, zoek je naar het gebruik van 'have' of 'has' en het voltooid deelwoord van het werkwoord.
Slide 9 - Slide
Laat de leerlingen voorbeeldzinnen zien en vraag hen hoe ze de Present Perfect kunnen herkennen.
Voorbeelden van de Present Perfect
I have eaten breakfast. She has walked the dog.
Slide 10 - Slide
Geef de leerlingen meer voorbeelden van de Present Perfect.
Zinnen maken in de Present Perfect
Om een zin te maken in de Present Perfect, gebruik je 'have' of 'has' en het voltooid deelwoord van het werkwoord.
Slide 11 - Slide
Laat de leerlingen oefenen met het maken van zinnen in de Present Perfect.
Oefening
Maak de volgende zin af: They ___________ (visit) their grandparents last weekend.
Slide 12 - Slide
Laat de leerlingen de zin afmaken met de Present Perfect.
Antwoord oefening
They have visited their grandparents last weekend.
Slide 13 - Slide
Laat het antwoord op de oefening zien en bespreek het met de leerlingen.
Wanneer gebruik je de Present Perfect?
De Present Perfect wordt gebruikt om te praten over een actie die in het verleden heeft plaatsgevonden, maar nog steeds relevant is in het heden. Het wordt ook gebruikt om te praten over een actie die net is gebeurd.
Slide 14 - Slide
Leg uit wanneer de Present Perfect wordt gebruikt en geef voorbeelden.
Toepassen van de Present Perfect
Geef de leerlingen een korte tekst en laat hen de Present Perfect markeren en zinnen maken in de Present Perfect.
Slide 15 - Slide
Geef de leerlingen een korte tekst om te oefenen met het markeren van de Present Perfect en het maken van zinnen in de Present Perfect.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 16 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 17 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 18 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.