3M Oefenvragen thema 5

Oefenvragen thema 2 - Stevigheid en beweging
1 / 58
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Oefenvragen thema 2 - Stevigheid en beweging

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Oefenen met hoofdstuk 2

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

H2 Bewegen;
wat weet je nog?

Slide 4 - Mind map

Waar kan je lichaam door bewegen?
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 5 - Quiz

Als een topsporter stopt met sporten, wat verwacht je dan dat er gebeurt met haar conditie en coördinatie?
A
Zowel haar conditie als haar coördinatie verslechteren
B
Haar conditie blijft hetzelfde en haar coördinatie verslechterd
C
Haar conditie verslechtert en haar coördinatie blijft hetzelfde
D
Zowel haar conditie als haar coördinatie blijven hetzelfde

Slide 6 - Quiz

Hoe heet het stuk been op de afbeelding?

Slide 7 - Open question


Welk cijfer geeft het heiligbeen aan?
A
1
B
2
C
3
D
6

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat zijn ledematen?
A
De armen en benen
B
De handen en voeten
C
De borstkas
D
De schedel

Slide 11 - Quiz

Om welke redenen heb je een skelet?

Slide 12 - Open question

Het skelet van een volwassen mens bestaat uit ongeveer uit...?
A
402 botten
B
507 botten
C
206 botten
D
109 botten

Slide 13 - Quiz

Welke functie van het skelet wordt hier omschreven:
Justin en Ali lijken niet op elkaar.
A
Stevigheid
B
Vorm
C
Beschermen
D
Bewegen

Slide 14 - Quiz

Sleep naar de botten die je ziet op de röntgenfoto
Spaakbeen
Opperarmbeen
Ellepijp

Slide 15 - Drag question

Zonder lijmstof....
A
Breken je botten sneller
B
Buigen je botten beter
C
Vallen je botten uit elkaar
D
Heb je geen botten

Slide 16 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding.
Bevat veel lijmstof
Bevat weinig lijmstof
Bevat veel kalk
Is buigzaam
Bevat weinig kalk
Beenweefsel
Kraakbeenweefsel
Is hard en niet buigzaam

Slide 17 - Drag question

Wie heeft het meeste lijmstof?
A
Ouderen
B
Volwassenen
C
Tieners
D
Baby's

Slide 18 - Quiz

Welke stof lost lijmstof op?
A
loog
B
ammoniak
C
zuur
D
zout

Slide 19 - Quiz

Beenverbindingen
vergroeiing
naadverbinding
gewrichten
 kraakbeen

Slide 20 - Drag question

Wat zijn fontanellen?
A
De buigbare botten van een baby
B
De buigbare schedelbotten van een baby
C
De gaten tussen de schedelbotten van een baby
D
Een bijzondere soort fontein

Slide 21 - Quiz

Waarom zitten er fontanellen
tussen de schedelbeenderen
van een baby?
A
Het hoofd kan dan nog vervormen
B
Als stootkussen voor als de baby valt
C
Zodat er nog vocht kan ontsnappen
D
Om extra zuurstof naar de hersenen te brengen

Slide 22 - Quiz

Op welke leeftijd zijn de fontanellen van een kind dichtgegroeid?
A
Op de leeftijd van vier jaar.
B
Op de leeftijd van anderhalf jaar.
C
In de pubertijd
D
Op de leeftijd van zes jaar.

Slide 23 - Quiz

Spieren bewegen mijn ...?
A
Gewrichten
B
Botten
C
Cellen
D
Bloed

Slide 24 - Quiz

Benoem de onderdelen van de spier, sleep de woorden naar de juiste plek.
Spiervezel
Spierbundel
Pees
Spier

Slide 25 - Drag question

Wat is functie van pezen?
A
om een bot sterker te maken
B
om de spiervezels van elkaar te scheiden
C
om de spieren aan elkaar te verbinden
D
om een spier aan het bot te verbinden

Slide 26 - Quiz

Uit welk materiaal bestaan pezen?
A
Uit beenweefsel.
B
Uit bindweefsel.
C
Uit kraakbeenweefsel.
D
Uit spierweefsel.

Slide 27 - Quiz

kraakbeen
beenvlies
beenweefsel
bloedvaten
holte
geel beenmerg

Slide 28 - Drag question

Geel beenmerg
Rood beenmerg
Mergholte

Slide 29 - Drag question

Rode bloedcellen aanmaken
Vetopslag
Rood beenmerg
Geel beenmerg

Slide 30 - Drag question

Hoe ziet een gewricht eruit?

Slide 31 - Slide

Alyara zegt: "ik heb een spier die nooit moe wordt." Wat voor een spier is dit?
A
Alle spieren worden op een bepaald moment moe
B
Dit is een hartspier
C
Dit komt alleen bij insecten voor
D
Dit is een skeletspier

Slide 32 - Quiz

Wat voor blessure is dit?
A
Botbreuk
B
Verzwikking
C
Ontwrichting
D
Verstuiking

Slide 33 - Quiz

Welke blessure
is dit?

A
Voetbalknie
B
Ontwrichting
C
Verstuiking of Verzwikking
D
Botbreuk

Slide 34 - Quiz

Wat zijn antagonisten?
A
Spieren die hetzelfde werken
B
spieren die even sterk zijn
C
spieren die je twee keer hebt
D
spieren die tegengesteld werken

Slide 35 - Quiz

Wat voor gewricht is dit?
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Geen van allen

Slide 36 - Quiz

Wat is de functie van gewrichtbanden?
A
soepel bewegen van het gewricht
B
houdt de 2 botten bij elkaar
C
zorgt voor extra stevigheid van het gewricht

Slide 37 - Quiz

In een gewricht zitten laagjes kraakbeen. Waarvoor dient dit kraakbeen?
A
Om de botten op hun plaats te houden
B
Om de botten een beetje te laten buigen
C
Om het gewricht te laten bewegen
D
Om slijtage aan de botten te voorkomen

Slide 38 - Quiz

Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 39 - Quiz

De spieren zitten met pezen vast aan de botten
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quiz

Wat is de antagonist van de biceps?
A
armbuigspier
B
armstrekspier

Slide 41 - Quiz

Wat is de antagonist van de triceps?
A
armbuigspier
B
armstrekspier

Slide 42 - Quiz

Wat is de functie van de tussenwervelschijven?

Slide 43 - Open question

Aan welke wervels zitten je
ribben vast?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendenwervels
D
Heiligbeen

Slide 44 - Quiz

Wat zijn de functies van de tussenwervelschijven?
A
Ze beschermen je ruggenmerg
B
Het zijn aanhechtingsplaatsen voor spieren
C
Ze vangen schokken op
D
Ze zorgen ervoor dat je rug langer wordt

Slide 45 - Quiz

Wat is spiergroei?
A
nieuwe vertakkingen van bestaande spiervezels
B
ontstaan van nieuwe spiervezels
C
vergroting van bestaande spiervezels
D
verdubbeling van bestaande spiervezels

Slide 46 - Quiz

Wie heeft sneller een botbreuk?
A
baby
B
puber
C
bejaarde
D
kleuter

Slide 47 - Quiz

Wat is spiergroei?
A
nieuwe vertakkingen van bestaande spiervezels
B
ontstaan van nieuwe spiervezels
C
vergroting van bestaande spiervezels
D
verdubbeling van bestaande spiervezels

Slide 48 - Quiz

Als je een blessure oploopt moet deze behandeld worden. Wat is de eerste stap die gedaan moet worden bij een blessure en waarom?
A
De plek moet je verbinden, dit geeft steun
B
De plek moet je koelen, dit voorkomt zwelling
C
De plek moet je verbinden, dit voorkomt zwelling
D
De moet je goed masseren, dit voorkomt verdere pijn

Slide 49 - Quiz

Wat is GEEN effect van een goede warming-up?
A
De hartslag gaat omhoog
B
De kans op blessures wordt kleiner
C
De spieren worden opgewarmd
D
Je verbrand de meeste calorieën

Slide 50 - Quiz

De meniscus kan scheuren als je lichaam draait, terwijl je onderbeen blijft staan. Wat voor onderdeel van een gewricht is de meniscus?
A
Kraakbeen
B
Gewrichtssmeer
C
Kapselband
D
Gewrichtskapsel

Slide 51 - Quiz

Spierpijn krijg je als je inspanning doet die je niet gewend bent.
A
juist
B
onjuist

Slide 52 - Quiz

RSI komt voor wanneer....
A
Wanneer je te lang verkeerd zit.
B
Je vaak op dezelfde manier je spieren belast.
C
Je te vaak sport.

Slide 53 - Quiz

Sporten zorgt ervoor dat je spieren sterker worden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 54 - Quiz

Door voldoende te bewegen zorg je ervoor dat je een goede coördinatie krijgt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 55 - Quiz

Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 56 - Poll

Slide 57 - Link

Slide 58 - Link