This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Taal: stijl
Cursus 4
Voordat we beginnen:
Pak je boek.
Herhaling
Welkom 2M
Slide 1 - Slide
Wat hebben we tot nu toe gehad?
Cursus 4 Taal
par. 2 Stijl (Stijlfiguren)
par. 3 Jongeren taal en nieuwe taal
par. 4 voor- en achtervoegsels
par. 6 Thematische uitdrukkingen
Slide 2 - Slide
par. 2 Stijlfiguren
Stijlfiguren = middelen om wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.
d.m.v. overdrijven of opsomming in drieën.
Stijl = manier van schrijven.
Slide 3 - Slide
Maak de volgende zin af: bloed, zweet en ...
A
tranen
B
tanden
C
transpireren
D
dromen
Slide 4 - Quiz
Maak de volgende zin af: Rust, Reinheid en ...
A
Ontspanning
B
geen stres
C
Regelmaat
D
Structuur
Slide 5 - Quiz
Vul de overdrijving aan met het juiste woord:
iemand het hemd van het lijf …
iemand de oren van het hoofd …
duizend doden …
… van de slaap
zich de longen uit het lijf …
schreeuwen
sterven
praten
vragen
omvallen
Slide 6 - Drag question
par. 3 Jongerentaal en nieuwe taal
Jongerentaal = wijkt af van de standaardtaal en is onder andere te herkennen aan nieuwe woorden en uitdrukkingen.
Neologisme = zijn nieuwe woorden of bestaande woorden met een nieuwe betekenis. Soms wordt het nieuwe woord voor een deel gevormd met leenwoorden uit een andere taal.
Slide 7 - Slide
Zoek de juiste betekenis bij elk woord.
Fitti
smoke
fawaka
Damsko
matties
Hoe gaat het?
Amsterdam
Ruzie
Vrienden
Roken
Slide 8 - Drag question
par. 4 voor- en achtervoegsels
Voorvoegsel = een stukje dat vóór een woord wordt geplakt om een nieuw woord te vormen.
Achtervoegsel = stukje dat achter een woord wordt geplakt om een nieuw woord te vormen.
Slide 9 - Slide
Welk woord komt er te staan?
Ik vind haar echt ...sociaal als ze zo gemeen doet.
Slide 10 - Open question
Welk woord komt er te staan? Hij is ontzettend hand... , want hij heeft die kast helemaal zelf gemaakt.
Slide 11 - Open question
Welk woord komt hier te staan? Pas op! Je kunt hier niet duiken, want het is heel ...diep.
Slide 12 - Open question
par. 6 thematische uitdrukkingen
uitdrukking = een vaste combinatie van woorden (niet een hele zin).
thematisch = dat gaat over een bepaald thema (onderwerp)
gezegde = een vaste combinatie woorden (wel een hele zin).