1. LEES DE OPDRACHT
a. Wat voor soort tekst schrijf je?
b. Aan wie schrijf je? (vriend, kennis, directeur of teamleider)
c. Waarom/ met welke reden? ( klacht, uitnodiging sturen/ reageren op een bericht, vakantiedagen aanvragen etc.)
d. Wat wil je bereiken/ wat is je doel met dit schrijven (informeren, overtuigen, activeren etc.)?
e. Hoe schrijf je? (rekening houden met de lezer/ publiek dus je let op je toon)