V4 - Thema 5: Ecologie - BS 2 en 3: organismen en populaties

Basisstof 2 en 3: organismen en populaties
V4
Thema 5
Ecologie
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Basisstof 2 en 3: organismen en populaties
V4
Thema 5
Ecologie

Slide 1 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Sleep de volgende factoren naar het juiste vak.
timer
0:20
Biotische factoren
Abiotische factoren
neerslag
predatie
ziekten
bodem
schaduw
concurrentie
samenwerking

Slide 2 - Drag question

Belangrijke abiotische factoren die het voorkómen van soorten bepalen
Bodemgesteldheid: zand, voedselrijk/arm, (vegetatie/voedsel herbivoren)
Licht: daglengte, broedseizoen, seizoensplanten, vogeltrek
Vochtigheid: droog/nat gebied, hoeveelheid neerslag per keer
Temperatuur: tolerantie soort

Slide 3 - Slide

Tolerantiegrenzen
en verspreidingsgebied
Beperkende factor bepaalt verspreiding v/d soort
Areaal: daar waar de soort op aarde voorkomt.
Uiterste waarden waarbij een individu kan
(over)leven

Slide 4 - Slide

Tolerantiegebied

Optimumkromme
Minimumwaarde
Optimumwaarde
Maximumwaarde

Slide 5 - Slide

In diagram 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'. Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht
C
Het gaat om een soort die helemaal niet kan overleven in een zoute omgeving
D
Indien de zoutconcentraties nog hoger zijn zal er een optimum ontstaan bij de soort

Slide 6 - Quiz

Welke soort heeft het grootste reproductieve succes bij een abiotische factor
A
A
B
B
C
D
D
E

Slide 7 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende vormen van concurrentie en coöperatie onderschrijven;
  • Je kunt voorbeelden van concurrentie en coöperatie in een ecosysteem herkennen en beschrijven;
  • Je kunt uitleggen waar populatiegrootte en populatiedichtheid van afhankelijk is
  • Je kunt schommelingen in populatiedichtheid verklaren en beschrijven

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Bekijk het voedselweb hiernaast. Leg aan de hand van een voorbeeld uit dat er tussen sommige soorten sprake is van concurrentie

Slide 10 - Open question

Sleep de afbeeldingen naar de bijbehorende omschrijving
Intra- en interspecifieke concurrentie
Kijk naar de term!
Met specifiek wordt in dit geval bedoeld: de soort.
intra = in 
inter = tussen
Wat betekent intraspecifiek en interspecifiek?
intraspecifieke concurrentie
interspecifieke concurrentie

Slide 11 - Drag question

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 12 - Quiz

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 13 - Quiz

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 14 - Quiz

In de afbeelding hiernaast is sprake van epifytisme.

Dit is een vorm van....
Een epifyt is een plant die op een andere (grotere plant) leeft. Hierbij onttrekt de epifyt geen voedingsstoffen aan de gastheerplant
A
mutualisme
B
commensalisme
C
parasitisme

Slide 15 - Quiz

Wat weet je nu over symbiose?

Slide 16 - Mind map

Slide 17 - Video

Geef de definitie van het begrip populatiedichtheid.

Slide 18 - Open question

De populatiedichtheid is onderheving aan terugkoppeling.
Sleep de invloeden naar de juiste plek in het terugkoppelings-schema
afname van predatie
afname van voedselbeschikbaarheid
toename van concurrentie
toename van draagkracht van het ecosysteem

Slide 19 - Drag question

Factoren die van invloed zijn op de populatiedichtheid kunnen op hun beurt weer van de populatiedichtheid afhankelijk zijn (en daardoor de populatiedichtheid regelen).
Sleep de factoren naar de juiste categorie.
dichtheidsafhankelijke factoren
dichtheidsonafhankelijke factoren
ziekte
sneeuwval
concurrentie
overstroming
parasitisme
temperatuur
voedselrelaties

Slide 20 - Drag question

De populatiegrootte is afhankelijk van een aantal factoren. 
Sleep de termen naar de juiste plaats in het schema.
populatiegrootte
immigratie
sterftecijfer
geboortecijfer
emigratie

Slide 21 - Drag question

Leg uit wat een exoot is.

Slide 22 - Open question

In een jong ecosysteem zijn nog veel niches vrij. Soort X vestigt zich in een jong ecosysteem in een vrije niche. Er is geen sprake van concurrentie, predatie en ziektes.

Volgens welke curve zal deze groei van deze soort waarschijnlijk verlopen?
A
B

Slide 23 - Quiz

Bekijk het diagram

In dit ecosysteem lijkt er sprake te zijn van een dynamisch evenwicht tussen een predator en zijn prooi

Bestudeer het diagram en beantwoord de vragen op de volgende slides

Slide 24 - Slide

Geef een verklaring voor het feit dat populatiedichtheid vossen in het jaar 1974 stijgt.

Slide 25 - Open question

Geef een verklaring voor het feit dat populatiedichtheid konijnen in het jaar 1974 daalt.

Slide 26 - Open question

In een predator-prooi evenwichtsdiagram is de piek van de predatordichtheid in de tijd altijd later dan de piek van de prooidichtheid.
Leg dit uit.

Slide 27 - Open question

Huiswerk
Je maakt het volgende werk:
  1. Maak deze lessonup af,
  2. Maak een begrippenlijst  door alle begrippen in basisstof 5.3 te voorzien van uitleg. Doe dit digitaal of op papier,
  3. Maak uit basisstof 3 de volgende opdrachten: 12, 16, 17 en 18

Het werk wordt ook in magister gezet.

Slide 28 - Slide