V4 - Thema 5: Ecologie - BS 2 en 3: organismen en populaties

Programma
Herhaling
uitleg b3 populaties
huiswerk
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Programma
Herhaling
uitleg b3 populaties
huiswerk

Slide 1 - Slide

Huiswerk
Maak de opdr. 1,3,5,6,8,9 en 10
bespreken opdr. 10

Slide 2 - Slide

Basisstof 3: organismen en populaties
V4
Thema 5
Ecologie

Slide 3 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Sleep de volgende factoren naar het juiste vak.
timer
0:20
Biotische factoren
Abiotische factoren
neerslag
predatie
ziekten
bodem
schaduw
concurrentie
samenwerking

Slide 4 - Drag question

Wat betekent het als een soort een smalle tolerantiecurve heeft?
A
De soort is niet bestand tegen een grote variatie van de milieufactor
B
De soort is wel bestand tegen een grote variatie van de milieufactor
C
De soort kan komt weinig voor
D
De soort komt veel voor

Slide 5 - Quiz

Belangrijke abiotische factoren die het voorkómen van soorten bepalen
Bodemgesteldheid: zand, voedselrijk/arm, (vegetatie/voedsel herbivoren)
Licht: daglengte, broedseizoen, seizoensplanten, vogeltrek
Vochtigheid: droog/nat gebied, hoeveelheid neerslag per keer
Temperatuur: tolerantie soort

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende vormen van concurrentie en coöperatie onderschrijven;
  • Je kunt voorbeelden van concurrentie en coöperatie in een ecosysteem herkennen en beschrijven;
  • Je kunt uitleggen waar populatiegrootte en populatiedichtheid van afhankelijk is
  • Je kunt schommelingen in populatiedichtheid verklaren en beschrijven

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

VOEDSELWEB
Noem eens een voedselketen uit dit voedselweb? 
Wat is de langste voedselketen?

Slide 9 - Slide

Bekijk het voedselweb hiernaast. Leg aan de hand van een voorbeeld uit dat er tussen sommige soorten sprake is van concurrentie

Slide 10 - Open question

Sleep de afbeeldingen naar de bijbehorende omschrijving
Intra- en interspecifieke concurrentie
Kijk naar de term!
Met specifiek wordt in dit geval bedoeld: de soort.
intra = in 
inter = tussen
Wat betekent intraspecifiek en interspecifiek?
intraspecifieke concurrentie
interspecifieke concurrentie

Slide 11 - Drag question

Van welke vorm van symbiose is hier sprake
in de relatie bij en bloem?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 12 - Quiz

Van welke vorm van symbiose is hier sprake? (Vissen zoeken bescherming bij een haai)
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 13 - Quiz

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 14 - Quiz

In de afbeelding hiernaast is sprake van epifytisme.

Dit is een vorm van....
Een epifyt is een plant die op een andere (grotere plant) leeft. Hierbij onttrekt de epifyt geen voedingsstoffen aan de gastheerplant
A
mutualisme
B
commensalisme
C
parasitisme

Slide 15 - Quiz

Wat weet je nu over symbiose?

Slide 16 - Mind map

Populatiegroei
Een populatie kan stabiel blijven, groeien of krimpen. Factoren die daarop van invloed zijn: 
  • Geboorte vs. sterfte
  • Immigratie vs. emigratie



Slide 17 - Slide

Populatiegroei
  • J-curve: exponentiële groei, invasieve exoten met onbeperkte hulpbronnen
  • Draagkracht
  • s-curve: schommelingen rond biologisch evenwicht

Slide 18 - Slide

J-curve
Als er voedsel in overvloed is en geen predatoren: J-curve.

Een J-curve is niet houdbaar.
Er gaat een 'drempel' overschreden worden.  
Uitkomst: 1, 2 of 3.
  1. Evenwicht bij oorspronkelijke draagkracht
  2. Evenwicht bij verlaagde draagkracht
  3. Uitsterven

Let wel: 'evenwicht' is biologisch evenwicht.



Slide 19 - Slide

De populatiedichtheid is onderheving aan terugkoppeling.
Sleep de invloeden naar de juiste plek in het terugkoppelings-schema
afname van predatie
afname van voedselbeschikbaarheid
toename van concurrentie
toename van draagkracht van het ecosysteem

Slide 20 - Drag question

Factoren die van invloed zijn op de populatiedichtheid kunnen op hun beurt weer van de populatiedichtheid afhankelijk zijn (en daardoor de populatiedichtheid regelen).
Sleep de factoren naar de juiste categorie.
dichtheidsafhankelijke factoren
dichtheidsonafhankelijke factoren
ziekte
sneeuwval
concurrentie
overstroming
parasitisme
temperatuur
voedselrelaties

Slide 21 - Drag question

De populatiegrootte is afhankelijk van een aantal factoren. 
Sleep de termen naar de juiste plaats in het schema.
populatiegrootte
immigratie
sterftecijfer
geboortecijfer
emigratie

Slide 22 - Drag question

Leg uit wat een exoot is.

Slide 23 - Open question

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende vormen van concurrentie en coöperatie onderschrijven;
  • Je kunt voorbeelden van concurrentie en coöperatie in een ecosysteem herkennen en beschrijven;
  • Je kunt uitleggen waar populatiegrootte en populatiedichtheid van afhankelijk is
  • Je kunt schommelingen in populatiedichtheid verklaren en beschrijven

Slide 24 - Slide

Huiswerk
Huiswerkcheck
B3 12, 14, 16, 17

Slide 25 - Slide

In een jong ecosysteem zijn nog veel niches vrij. Soort X vestigt zich in een jong ecosysteem in een vrije niche. Er is geen sprake van concurrentie, predatie en ziektes.

Volgens welke curve zal deze groei van deze soort waarschijnlijk verlopen?
A
B

Slide 26 - Quiz

Bekijk het diagram

In dit ecosysteem lijkt er sprake te zijn van een dynamisch evenwicht tussen een predator en zijn prooi

Bestudeer het diagram en beantwoord de vragen op de volgende slides

Slide 27 - Slide

Geef een verklaring voor het feit dat populatiedichtheid vossen in het jaar 1974 stijgt.

Slide 28 - Open question

Geef een verklaring voor het feit dat populatiedichtheid konijnen in het jaar 1974 daalt.

Slide 29 - Open question

In een predator-prooi evenwichtsdiagram is de piek van de predatordichtheid in de tijd altijd later dan de piek van de prooidichtheid.
Leg dit uit.

Slide 30 - Open question

Huiswerk
Je maakt het volgende werk:
  1. Maak deze lessonup af,
  2. Maak een begrippenlijst  door alle begrippen in basisstof 5.3 te voorzien van uitleg. Doe dit digitaal of op papier,
  3. Maak uit basisstof 3 de volgende opdrachten: 12, 16, 17 en 18

Het werk wordt ook in magister gezet.

Slide 31 - Slide