Flexles havo 2 werkwoordspelling

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • schrift voor aantekeningen
  • je iPad (log in).
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • schrift voor aantekeningen
  • je iPad (log in).

Slide 1 - Slide

Planning
  • Waar zit de moeilijkheid bij werkwoordspelling?
  • Aantal uitdagingen bekijken.
  • Zelf oefenen.

Slide 2 - Slide

Moeilijk?

Meeste kun je horen, 
maar door alle regels, 
denk je daar niet aan.


Slide 3 - Slide

Een paar_ loopt graag in de wei
A
paard
B
paart

Slide 4 - Quiz

Een leeuw heeft een lange staar_
A
staard
B
staart

Slide 5 - Quiz

Een slak en een pa_ zijn graag 's nachts wakker.
A
pad
B
pat

Slide 6 - Quiz

Welke regel heb je in de vorige vragen steeds toegepast?

Slide 7 - Mind map

Ik heb het antwoord gevraag...
A
gevraagd
B
gevraagt

Slide 8 - Quiz

Ik heb het boek gekoch...
A
gekochd
B
gekocht

Slide 9 - Quiz

Onthouden

VERLENGINGSREGEL (verlengproef)

je kunt bepalen of een woord op

een -t of een -d eindigt door het langer te maken

Slide 10 - Slide

Moeilijk?
Ja, als het de persoonsvorm is!
Daar kan de verlengproef niet!
En dan hoor je het niet altijd...


Slide 11 - Slide

Hoor jij het?
Het gebeurt/gebeurd drie keer per jaar.

Hij belooft/beloofd dat steeds weer.

Word/wordt je ook gek van spelling?

Hij brand/brandt zijn vingers aan de kaars.

Slide 12 - Slide

Basis: drie vormen
  • de persoonsvorm
  • het voltooid deelwoord
  • de infinitief => hele werkwoord

Slide 13 - Slide

Basis: drie vormen
  • de persoonsvorm: Hij fietst/fietste naar school.
  • het voltooid deelwoord: Hij is naar school gefietst.
  • de infinitief => hele werkwoord: Hij moet naar school fietsen.

Slide 14 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Bij ik: 
ik loop, ik brand, ik word, ik beloof.

Bij jij/u/hij/zij/het voor de persoonsvorm: ik-vorm +t
jij loopt, het brandt, zij wordt, u belooft

Jij achter de persoonsvorm/gebiedende wijs:
word jij? loop! brand jij? beloof!

Slide 15 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Eindigt de ik-vorm op een t? te of ten erachter.
  • Wij stoten de stoel om, wij stootten de stoel om.
  • Ik schat hem achttien jaar, ik schatte hem achttien jaar.

Eindigt de ik-vorm op een d? de of den erachter.
  • Ik brand mijn vingers aan de pan, ik brandde mijn vingers aan de pan.
  • Hij redt de kat uit de boom, hij redde de kat uit de boom.

Slide 16 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Voor de rest geldt: schrijf wat je hoort.

Ik loop, ik liep                                     ik fiets, ik fietste
Ik ga, ik ging                                       ik vul, ik vulde
Ik word, ik werd                                 ik pak, ik pakte
Ik vind, ik vond                                   ik verhuis, ik verhuisde

Slide 17 - Slide

't Kofschip X?
Alleen bij verleden tijd of voltooid deelwoord 
als je het niet hoort.

Slide 18 - Slide

Oplossing!
Bepaal of het de persoonsvorm is.

Ja? Volg de regels.

Nee? Maak het langer, wat hoor je?

Slide 19 - Slide

Het gebeur... drie keer per jaar.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 20 - Quiz

Hij heeft dat steeds weer beloof....
A
belooft
B
beloofd

Slide 21 - Quiz

Word/wordt je buurman
ook gek van spelling?
A
word
B
wordt

Slide 22 - Quiz

Hij brand.... gisteren zijn vingers
aan de kaars.
A
brande
B
brandde

Slide 23 - Quiz

Oefenen
Ga naar de site CambiumNed.
  • Kies voor oefenen
  • Kies dan spelling.
  • Kies dan werkwoordspelling
  • Daag jezelf uit! 
                      Bijvoorbeeld: oefening alle werkwoordsvormen door                         elkaar (brugklas/havo 2 2F) of een puzzel.

Slide 24 - Slide

Afsluiting
  • Ben je wijzer geworden? 

Slide 25 - Slide