Nederlands 4.7 met Ivan, Layne, Jonathan en Deacon

4.7 Grammatica
Gemaakt door: Ivan, Jonathan, Deacon en Layne
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

4.7 Grammatica
Gemaakt door: Ivan, Jonathan, Deacon en Layne

Slide 1 - Slide

Wat weet je al van het aanwijzend voornaamwoord?

Slide 2 - Open question

Aanwijzend voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord
Kun je iets of iemand aanwijzen bv. Deze keer of die docent, dit  taartje. Meestal gebruik je een aanwijzend voornaamwoord bijvoeglijk het staat dan voor een zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Voor een het woord staat dit of dat.
Voor de woord staat deze of die 
Andere zijn zo'n,zulke,dergelijke
Dit,dat,die en deze kun je ook zelfstandig gebruiken 
Er hoort dan geen zelfstandig zelfstandig naamwoord bij.
het verwijst iets wat eerder werd gezegd.

Slide 4 - Slide

Wat weten jullie al van het vragend voornaamwoord?

Slide 5 - Open question

Vragend voornaamwoord
Let op! Andere woorden aan het begin van een vragende zin zijn dus geen vragende voornaamwoorden.

Slide 6 - Slide

Vragend voornaamwoord 
met het vragend voornaamwoord vraag je naar een persoon of een ding
Er zijn er vier: wie, wat, welk(e) en een 

Wie en wat kunnen zonder andere woorden een zinsdeel zijn.
Bv. Wie wel er nog een ijsje.

Welk(e) en wat voor (een) horen meestal bij een zelfstandig naamwoord.
Bv. Welke artiest vind jij tof?

Let op andere woorden aan het begin van een vragende zin zijn dus geen vragende voornaamwoorden.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Welk woord in deze zin is een aanwijzend voornaamwoord:
Wat een mooie sneakers, die wil ik ook!
A
Die
B
Ook
C
Wat
D
Deze

Slide 10 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord bij de zin:
Ik vind dat ijsje erg lekker.
A
Dit
B
Dat
C
Vind
D
Erg

Slide 11 - Quiz

Wat is hier het vragend voornaamwoord:
Wat voor pizza wil jij?
A
Wie
B
Voor
C
Wat
D
Wil

Slide 12 - Quiz