H4 - T7 - E&M - BS1

thema 7 - ecologie en milieu
BS 1
Organismen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

thema 7 - ecologie en milieu
BS 1
Organismen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen BS 1
Na deze BS kun je:
  • biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen
  • de invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen beschrijven
  • veranderingen van abiotische en biotische factoren beschrijven

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Begrippen BS1
biosfeer
levensgemeenschap
biotische factoren
abiotische factoren
biotoop
ecosysteem
habitat
soortensamenstelling
verspreidingsgebied 
areaal
tolerantie
optimum
beperkende factor

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is natuur?
Dat is voor iedereen anders. 

Van Dale woordenboek: 
Natuur = dat wat de mens om zich heen ziet als niet door hem gewijzigd.



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

ecologie 
de wetenschap waarbij de wisselwerking tussen organismen en hun omgeving wordt bestudeerd 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

ecologisch onderzoek
vindt plaats op verschillende 
organisatieniveaus (thema 1) zoals: 
  • organisme
  • populatie
  • ecosysteem 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ecosysteem
dit is een begrenst gebied waarin biotische en abiotische factoren een wisselwerking hebben
(thema 1) 
  • systeem aarde/
biosfeer
  • ecosysteem
  • populatie

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

biotische en abiotische factoren
beide hebben invloed op een levensgemeenschap 

= niet levend
= levend

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

abiotische factoren
de soortensamenstelling wordt mede bepaald door: 
  • bodem
  • licht
  • water
  • temperatuur

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

bodem
soortensamenstelling wordt beïnvloed door: 
  • deeltjes grootte (zand of klei)
  • hoeveelheid water / grondwaterstand
  • capaciteit vasthouden mineralen (zout)
  • gehalte humus 
  • pH (zuurgraad)
  • bacteriën en schimmels 
humus
organisch materiaal gevormd door restanten van vergane planten en dieren. zorgt ervoor dat wortels van planten beter kunnen vormen en houdt bij zandgronden water beter vast

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions


planten 
  • hebben licht nodig voor de fotosynthese
  • hoeveelheid verschilt tussen de plantensoorten
  • schaduwplanten vs. zonplanten
  • daglengte beïnvloed cyclus 


dieren
  • bepaald activiteit: dagdieren vs. nachtdieren 
  • daglengte beïnvloed paring/voortplanting
licht

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions


landplanten zijn aangepast:

  • vochtig -> dun waslaagje, meer huidmondjes
  • droog -> dikke waslaag (cuticula), beter ontwikkeld wortelstelsel, minder huidmondjes, opslagcapaciteit voor water (cactus)

dieren aangepast aan: 
  • zuurstofgehalte
  • zoutgehalte 
  • palingen kunnen zowel zout als zout water aan
water

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions


planten 

  • kunnen leven tussen 0-45°C 

dieren
  • bepaald activiteit: koudbloedige dieren bij kou in rust
  • warmbloedige zullen bij koude temperaturen wel activeren zijn 
temperatuur
enzymen zijn nodig voor chemische processen in organismen, deze denatureren (=verliezen 3D structuur) bij hoge temperaturen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


planten 

  • kunnen leven tussen 0-45°C 

dieren
  • bepaald activiteit: koudbloedige dieren bij kou in rust
  • warmbloedige zullen bij koude temperaturen wel activeren zijn 
temperatuur
enzymen zijn nodig voor chemische processen in organismen, deze denatureren (=verliezen 3D structuur) bij hoge temperaturen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

tolerantie
het vermogen van een organisme om schommelingen de abiotische factoren te verdragen 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

tolerantie
optimum = meest gunstige / beste voor organisme  

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

tolerantie
tolegrantiegrens = einde stresszone + paas

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

tolerantie
optimumkromme geeft optimum aan en de tolerantiegrens

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

tolerantie
areaal = verspreidingsgebied 
  • plek waar een soort voorkomt
  • in areaal zullen abiotische factoren
       binnen tolerantie grenzen zijn
  • buiten dat gebied kan een soort
       zich niet altijd handhaven:
-> dan is er minstens 1 tolegrantiegrens overschreden 
-> deze abiotische factor is dan de  beperkende factor

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

opdrachten bij BS1
basis: 1 t/m 6
extra uitdaging: 7

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

en dan nu nog even 
een paar quiz vragen... 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Doen ecologen onderzoek naar het gedrag van een organisme?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Sleep het juiste organisatieniveau naar de plaatsen in de afbeelding
Biosfeer
Ecosysteem
Levensgemeenschap
Populatie
Individu

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

Een weiland is een ...
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Waarin verschilt een levensgemeenschap van een ecosysteem?
A
Het aantal populaties
B
Aanwezigheid van abiotische factoren
C
Aanwezigheid van biotische factoren
D
De grootte van het gebied

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Welke van deze 2 olifanten leeft in de hitte?
A
Links
B
Rechts

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een zonplant of schaduwplant?
A
Zonplant, want grote bladeren.
B
Zonplant, want veel gaten.
C
Schaduwplant, want grote balderen.
D
Schaduwplant, want veel gaten.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Waar vind je vooral planten met veel huidmondjes?
A
Warme, droge gebieden
B
Warme, natte gebieden
C
Koele, droge gebieden
D
Koele, natte gebieden

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen biotische factor die invloed heeft op de reiger?
A
De temperatuur van het water dat koud aanvoelt
B
De vissen die als voedsel dienen
C
De grassen het water schoonmaken
D
De bodemdiertjes die als voedsel voor de vissen dienen

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

In wat voor een grondtype groeit een plant het beste?
A
Zand
B
Combinatie klei en humus
C
Combinatie humus en zand
D
Combinatie klei, zand en humus

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Door klimaatverandering warmt de zee op. Voor sommige organismen wordt de temperatuur op een bepaalde plek onaangenaam. Wat verandert er voor vissen?
A
Het tolerantiegebied verschuift
B
Het verspreidingsgebied verschuift

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Welk niveau van ecologie zie je hier?
A
Ecosysteem
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Individu

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Merels en mussen, die leven in hetzelfde bos, behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat is ecologie?
A
Het deel van biologie dat de opbouw van organismen onderzoekt.
B
Het deel van biologie dat gaat over voortplanting.
C
Het deel van de biologie dat relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt.
D
Het deel van biologie dat gedrag onderzoekt

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Biotisch
Abiotisch
timer
1:00
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 41 - Drag question

abiotische factoren: invloeden vanuit levenloze omgeving
biotische factoren: organismen die invloed op hun omgeving uitoefenen