Mercredi le 24 avril (H2d-s17)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Coucou!

Le programme 

• huiswerk bespreken (app 6 blooket)
• herhalen grammaire I en II via lessonup
• leren apprendre 1-2-4-6

Noem in het Frans een regelmatig werkwoord op -IR.

Wat is de vertaling van het werkwoord kiezen?

...en van eindigen?

De stam van de regelmatige werkwoorden op -ir vind ik door ...

1. -ir eraf te halen
2. de uitgang achter het hele werkwoord te zetten

WW -ir présent :
Welke vorm is juist?

1. je finis
2. je choisit
3. tu finissons
4. tu choisissez

regelmatige ww op -ir

rougir : nous

1. tu rougis
2. tu rougit
3. nous rougons
4. nous rougissons

wat gebeurt er bij werkwoorden met ir in de P.C.?

1. ir wordt i
2. er gebeurt niks
3. ir wordt é
4. ir wordt u

Regelmatige werkwoorden op -ir present + passé composé

(sleep blauw op rood)

Je fin

Tu fin

On               fin

Elle fin

Nous fin

Vous                fin

On grand

Elles                 roug

ont

a

es

it

it

issez

issent

i

i

is

is

i

avez

issons

Heb je het regelmatige werkwoord op IR onder de knie?

1. ja
2. nog niet

je prépare

vous étiez

elle a rencontré

passé composé

le présent

imparfait

Wat is de imparfait?

1. v.t.t. - De voltooide tijd
2. o.v.t. - De verleden tijd
3. o.t.t. - De tegenwoordige tijd

Wat is de imparfait?

1. beschrijving/gewoonte uit het verleden
2. een actie uit het verleden

De stam van de imparfait =

1. het vdw
2. hele ww - er / - ir / - re
3. het hele ww
4. nous-vorm présent -ons

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?

1. ai, as, a ons, ez, ont
2. ais, ais, ait, ions, iez, aient
3. is, ais, ait, ions, iez, aient
4. a, ez, ont, ais, et

Combineer de personen met de juiste uitgangen (imparfait)

-ais

-ais

- ait

- ions

- iez

-aient

Je

Tu

Elle

Nous

Vous

Ils / elles

Wat is een imparfait?

1. il finissait
2. il finit
3. il a fini
4. il va finir

Nous (imparfait) ___

1. avons
2. avions
3. aivons
4. avaions

Je (regarder, imparfait)

vendre, nous (imparfait)

Je suis --> imparfait

1. J'avais
2. J'étais
3. Je étais

être, ils (imparfait)

Maintenant

"Je herhaalt de woorden uit unité 6."

-  Réviser apprendre 1-2-4 6 unité 6

Fin du cours - les objectifs

• Ik herhaal de woorden en de grammatica uit unité 6.

Les devoirs

Pas de devoirs!! :)

• Zet hw in je agenda.
   
• Stoelen aanschuiven.