1) Door een gloeilamp loopt een spanning van 12 V en een stroom van 0,002 A. Bereken het vermogen
2) De spanning op een tv is 30 V en het vermogen is 22 W. Bereken de stroomsterkte. (rond af op 2 decimalen)
3) Op de kachel staat een stickertje met 20 V en 68 mA. Bereken het vermogen van de kachel
4) Een wasmachine werkt op een stroom van 9,5 A en een vermogen van 2000 W. Bereken de spanning.