Module lichaam: examen voorbereiding / beenderstelsel

Beenderstelsel
1 / 21
next
Slide 1: Slide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Beenderstelsel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud
Beenderstelsel:
- Functie
- Anatomische termen
- Botverbindingen
- Indeling beweeglijkheid gewrichten
- Bouw lichaamsonderdelen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelstelling
  • Je kan een aantal functies benoemen van het beenderstelsel
  • Je kan uitleg geven over hoe een locatie afwijking wordt geanalyseerd. Hierbij maak je gebruik van Latijnse anatomische termen 
  • Je kan botverbindingen / gewrichten benoemen en een voorbeeld locatie benoemen
  • Je weet botstukken te verbinden en de bewegelijkheid te benoemen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Functie beenderstelsel
Wat zijn de 7 functies van het beenderstelsel:
  • Bescherming
  • Passieve beweging
  • Opslag calciumzouten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Functie beenderstelsel
  1. Ondersteuning
  2. Bescherming
  3. Passieve beweging
  4. Vormgeving
  5. Aanhechting spieren
  6. Productie bloedcellen
  7. Opslag calciumzouten

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Soorten beenderen
  1. Platte beenderen
  2. Pijpbeenderen
  3. Sesambeentjes
  4. Onregelmatige beenderen


blz. 30

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Gewrichten
Rol en draai gewricht
Scharniergewricht
Kogelgewricht
Ei gewricht
Zadelgewricht 


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Anatomische bewegingen
Centraal = in het midden gelegen
Perifeer = aan de rand gelegen
Distaal = van de romp af gelegen
Proximaal = naar de romp toe gelegen
Lateraal = buitenzijde gelegen
Mediaal = binnenzijde gelegen
Dorsaal = rugzijde gelegen ( achterkant )
Ventraal = buikzijde gelegen ( voorkant )
Palmair = handpalmzijde gelegen
Plantair = voetzoolzijde gelegen
blz. 37

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Botverbindingen
  1. Bindweefselverbindingen
  2. Kraakbeenverbindingen
  3. Beenvergroeiingen 

Slide 9 - Slide

Band poupart = liesband: stevige band van darmbeenuitsteeksel richting schaambeen. Achter deze band lopen bloedvaten en spieren. 
Ligamenten: een band die botten of stukken kraakbeen met elkaar kan verbinden. Kniebanden en enkelbanden. Deze banden hechten aan uitdelen van botten en omranden een gewricht
Botverbindingen
Bindweefselverbindingen:
  • Bindweefselbanden/ ligamenten
  • Band van Poupart/ liesband
Kraakbeenverbindingen:
  • Tussenwervelschijven
  • Schaambeenvoeg/ symfyse
  • Ribben - borstbeen
Beenvergroeiingen:
  • Heiligbeenwervels/ heiligbeen
  • Heupbeen
  • Staartbeenwervels/ staartbeen

Slide 10 - Slide

Band poupart = liesband: stevige band van darmbeenuitsteeksel richting schaambeen. Achter deze band lopen bloedvaten en spieren. 
Ligamenten: een band die botten of stukken kraakbeen met elkaar kan verbinden. Kniebanden en enkelbanden. Deze banden hechten aan uitdelen van botten en omranden een gewricht
Opdracht
Opbouw beenderstelsel:
Skelet is opgebouwd in 3 delen:
  1. Romp
  2. Bovenste extremiteiten
  3. Onderste extremiteiten
Uitwerken botgroepen blz. 44-56

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Skeletspieren 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Doelstelling
  • Je kunt beweegvormen benoemen en uitbeelden
  • Je kan een aantal functies benoemen van het spierstelsel
  • Je kan het verschil tussen hyper- en hypotonus uitleggen
  • Je weet de ligging van een aantal spieren

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Functie spieren
  1. Bewegen
  2. Fixeren: rechtop zitten
  3. Bescherming: organen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bewegingen
Adduceren  = van het lichaam afvoeren
Abduceren = naar het lichaam toevoeren
Exoroteren = buitenwaarts draaien
Endoroteren = binnenwaarts draaien
Extenseren = het strekken van een lichaamsdeel
Flexeren = het buigen van een lichaamsdeel
Proneren = handpalm naar beneden draaien: duim wijst naar lichaam
Supineren = handpalm naar boven draaien: duim wijst van het lichaam

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Spierspanning
Spiertonus = basisspanning van en spier. Te verdelen in:
  • Hypertonus
  • Hypotonus

Wat zijn de kenmerken? 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Verbinding spieren
Origo = Spieroorsprong / beginpunt van een spier
Insertio = Spieraanhechting / eindpunt van een spier
Bij spiercontractie is de aanhechting het bewegende deel

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

timer
15:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welk onderdeel heeft jou verder op weg geholpen?
Het maken en bespreken van de toets
Niets
Schema maken en nakijken
Alles

Slide 21 - Poll

This item has no instructions