wk 40: les 1 - standpunt, argument

Dinsdag 4 oktober - 1HA1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: overtuigen en beschouwen, luchtballondebat
  • Standpunt en argument: dilemma op dinsdag
  • Aan de slag!














timer
10:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dinsdag 4 oktober - 1HA1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: overtuigen en beschouwen, luchtballondebat
  • Standpunt en argument: dilemma op dinsdag
  • Aan de slag!














timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd...
...wat een informerende tekst is.
...wat overtuigen en beschouwen is.

Slide 2 - Slide

Deze les ga je...
...hoe je je mening/standpunt kunt onderbouwen met een argument.

Slide 3 - Slide

Tekstdoel
Tekstsoort
informeren
uiteenzetting
beschouwen
beschouwing
overtuigen
betoog
activeren
bijv. reclametekst, folder, poster
amuseren
bijv. gedicht, strip, jeugdboek

Slide 4 - Slide

Stelling, mening en argumenten
Stelling Een uitspraak waar je het mee eens of oneens kan zijn.
Het CLZ is een fijne school.

Mening Wat je ergens van vindt. Een ander kan het hier (on)eens mee zijn.
Ik vind het CLZ een fijne school.

Argumenten Met argumenten leg je uit waarom je iets vindt.
Op het CLZ luisteren de docenten goed naar de leerlingen.  


Slide 5 - Slide

Signaalwoorden
Signaalwoorden
Argumenten kun je vaak herkennen aan signaalwoorden.

Ik vind het CLZ een fijne school, omdat de docenten op het CLZ goed naar de leerlingen luisteren.  

Ik vind het CLZ een fijne school, want de docenten op het CLZ luisteren goed naar de leerlingen.  

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Dilemma op dinsdag

Slide 8 - Slide

JE MOET 1 UUR LINEDANCEN VOORDAT JE MAG ETEN.
JE MOET EEN MAAND LANG VERKLEED ALS PAARD UNDERCOVER OP EEN MANEGE DOORBRENGEN.

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Maak opdr. 3, 4 (blz. 15)
Klaar? Maak de vragen op de volgende slides.
Klaar? Oefenen in Drillster (32, 2, 3, 4)

Slide 10 - Slide

Benoem de stelling en het argument.

1. Oude mensen zouden elk jaar opnieuw rijexamen moeten doen. Mijn opa is bijvoorbeeld een gevaar op de weg.

Slide 11 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

2. Je kunt beter niet naar houseparty’s gaan, want housemuziek is slecht voor je gehoor.

Slide 12 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

3. Volgens mij moet je die webcam niet kopen. In een test van de consumentenbond werd hij heel slecht beoordeeld.

Slide 13 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

4. Ik ben in de pauze van de film weggegaan. Ik vond er helemaal niets aan.

Slide 14 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

5. Door de drukte kunnen we bijna niet oversteken. In het centrum zouden auto’s verboden moeten worden.

Slide 15 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

6. Windenergie is niet meer nodig, omdat er andere alternatieven zijn.

Slide 16 - Open question

Benoem de stelling en het argument.
7. Reclamespotjes voor leningen moeten verboden worden, want jongeren lenen veel te gemakkelijk geld voor luxeartikelen.

Slide 17 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

8. Dierentuinen moeten verboden worden, want het is zielig voor de dieren.

Slide 18 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

9. Cosmetische chirurgie moet verboden worden, omdat het duur is en de patiënt onnodig risico loopt.

Slide 19 - Open question

Benoem de stelling en het argument.

10. Huiswerk moet in de les gemaakt worden, want thuis hebben scholieren andere bezigheden.

Slide 20 - Open question

Einde van deze les

Slide 21 - Slide