TA 6. 1.3.12 voorvoegsels

doel:
Ik weet wat een voorvoegsel is en ik kan woorden met de voorvoegsels on-, be- en ge- herkennen en correct schrijven.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

doel:
Ik weet wat een voorvoegsel is en ik kan woorden met de voorvoegsels on-, be- en ge- herkennen en correct schrijven.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

-on betekent: slecht/verkeerd/niet

Slide 3 - Slide

Ken jij een woord dat begint met het voorvoegsel on-

Slide 4 - Open question

Wat past er op de stippellijn?
Ik vind de opdracht niet duidelijk. De opdracht is.........
A
onvriendelijk
B
ongevaarlijk
C
ongezellig
D
onduidelijk

Slide 5 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van
gevaarlijk?

Slide 6 - Open question

Wat past er op de stippellijn?
Hij is niet vriendelijk. Hij is............
A
onvriendelijk
B
ongevaarlijk
C
ongezellig
D
onduidelijk

Slide 7 - Quiz

-ge : wordt gebruikt bij werkwoorden

Slide 8 - Slide

Wat is het voorvoegsel van het onderstreepte woord?
Ik wordt vaak wakker van het gesnurk van mijn vader.

Slide 9 - Open question

Wat past er op de stippellijn
Het treiteren houdt niet op. Ik wordt steeds ............
A
getrappeld
B
getrakteerd
C
getreiterd

Slide 10 - Quiz

Wel het voorvoegsel -ge
Geen voorvoegsel -ge
geblaas
geeuwen
geschreeuw
gelden
gevangen
graven
groeten
gemis

Slide 11 - Drag question

het klinkt als bu maar je schijft be

Slide 12 - Slide

Schrijf een woord op dat met het voorvoegsel -be begint.

Slide 13 - Open question

Wat is het voorvoegsel van het onderstreepte woord?
Ik begrijp  niet veel van de uitleg van de juf.

Slide 14 - Open question

Wel het voorvoegsel -be
Geen voorvoegsel -be
bekleden
beschrijven
beestjes
bezem
betrappen
bezoeken
begroeten
beste

Slide 15 - Drag question

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.
.....aardig
.....klap
.....danken
ge
on
be

Slide 16 - Drag question

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.
.....scoord
.....voldoende
.....strijden
ge
on
be

Slide 17 - Drag question

Sleep de voorvoegsel naar de stippen en maak drie goede woorden.
.....mis
.....juist
.....schadigd
ge
on
be

Slide 18 - Drag question

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 19 - Slide