Blok 4 - les 9 - helden en idolen

lezen
Taal bladzijde 96

MIJN HELDEN
1 / 33
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

lezen
Taal bladzijde 96

MIJN HELDEN

Slide 1 - Slide

lesdoel
Ik leer woorden bij het thema helden en idolen.
en ik leer hoe je de juiste betekenis van een woord kunt opzoeken in het woordenboek.

Slide 2 - Slide

het aandenken
Dat wat je bewaart om aan iets herinnerd te worden, een souvenir.
Ik heb nog steeds een aandenken (souvenir) aan mijn bezoek aan Parijs. Dat is de eiffeltoren.

Slide 3 - Slide

het akkoord
1. Muziektonen die samen klinken.
2. Overeenkomst tussen twee partijen.
De landen van Europa sloten een akkoord waarin te besloten om te gaan samenwerken.

Slide 4 - Slide

het album
1. Boek met lege bladzijdes om iets in te plakken of te schrijven.
2. Een cd of plaat met muziek.
Veel mensen vinden het leuk om een album met foto's te maken, bijvoorbeeld van hun vakantie.

Slide 5 - Slide

bewust
Je weet wat je doen.
(onbewust) je doet iets zonder na te denken.
Ik herhaal bewust heel veel dingen die jullie leren. Dan onthoudt je het beter.

Slide 6 - Slide

het concert
De muziekuitvoering.
Ik ben een keer naar een concert van de Rolling Stones geweest.

Slide 7 - Slide

favoriet
Waar je het meest van houdt.
Op de foto hiernaast zie je mijn favoriete ijssoort.

Slide 8 - Slide

het idool
Iemand die je erg bewondert.
Is Ronaldo ook jouw idool.
Bewonder je deze voetballer.

Slide 9 - Slide

modern
nieuw en van deze tijd.
Dit is geen moderne telefoon, maar een ouderwetse telefoon.

Slide 10 - Slide

de opname
1. Geluid of beeld dat is opgenomen.
2. Een tijd in het ziekenhuis mogen blijven.
Ik moest vorig jaar voor drie weken naar het ziekenhuis. Dan vindt er een opname in het ziekenhuis plaats.

Slide 11 - Slide

de tranen biggelen over je wangen.
Veel tranen bij het huilen of lachen.
Heb jij wel eens zo hard gelachen dat de tranen over jouw wangen biggelden.

Slide 12 - Slide

waarnemen
1. invallen, tijdelijk overnemen.
2. Zien of horen.
Toen de juf ziek was werd zij waargenomen door een invaller.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Lees de zinnen en kies de juiste betekenis.
oorbellen
schakelaar
bloemknoppen

Slide 15 - Drag question


Slide 16 - Open question

Welke betekenis hoort erbij?
A
waarnemen: invallen, tijdelijk overnemen
B
waarnemen: zien of horen

Slide 17 - Quiz

Welke betekenis hoort erbij?
A
waarnemen: invallen, tijdelijk overnemen
B
waarnemen: zien of horen

Slide 18 - Quiz

Welke betekenis hoort erbij?
De monteur nam zijn zieke collega waar.
A
waarnemen: invallen, tijdelijk overnemen
B
waarnemen: zien of horen

Slide 19 - Quiz

Welke betekenis hoort erbij?
Vanuit dit uitkijkpunt kun je de vogels waarnemen.
A
waarnemen: invallen, tijdelijk overnemen
B
waarnemen: zien of horen

Slide 20 - Quiz

Welke betekenis hoort erbij?
Honden kunnen hele hoge geluiden waarnemen.
A
waarnemen: invallen, tijdelijk overnemen
B
waarnemen: zien of horen

Slide 21 - Quiz

Welk woord zoeken we?
Ronaldo is mijn ........ voetballer.
A
opname
B
moderne
C
favoriete
D
idool

Slide 22 - Quiz

Welk woord zoeken we?
Zij zong door, ook al ........ over haar wangen.
A
bewust
B
biggelden de tranen
C
live
D
concert

Slide 23 - Quiz

Welk woord zoeken we?
Hij heeft mij ...... pootje gehaakt.
A
bewust
B
biggelden de tranen
C
live
D
concert

Slide 24 - Quiz

Welk woord zoeken we?
Ik draag deze parelketting als .... aan mijn oma.
A
live
B
idool
C
concert
D
aandenken

Slide 25 - Quiz

Welk woord zoeken we?
Ik wil later beroemd worden en een ...... zijn.
A
live
B
idool
C
concert
D
aandenken

Slide 26 - Quiz

Welk woord zoeken we?
Ik hou niet van ...... schilderijen.
A
moderne
B
favoriete
C
live
D
concert

Slide 27 - Quiz

Welk woord zoeken we?
De ..... in het ziekenhuis duurt twee dagen.
A
opname
B
favoriete
C
bewust
D
moderne

Slide 28 - Quiz

Welk woord zoeken we?
Toen het laatste .... op de piano had geklonken was het concert afgelopen.
A
akkoord
B
concert
C
idool
D
moderne

Slide 29 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
concert
B
aandenken
C
live

Slide 30 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
biggelen
B
idool
C
favoriet

Slide 31 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
album
B
opname
C
moderne

Slide 32 - Quiz

aan het werk
taal
Thema 4
Bladzijde 95

Slide 33 - Slide