5.1 Genotype en fenotype (+5.2) 2Mavo

Planning
  1.  leerdoelen 
  2. uitleg 
  3. huiswerk opgeven 
  4. aan de slag met opgegeven huiswerk
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning
  1.  leerdoelen 
  2. uitleg 
  3. huiswerk opgeven 
  4. aan de slag met opgegeven huiswerk

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten. 
  • Ik kan omschrijven wat het genotype en het fenotype is.
  • Ik kan beschrijven hoe elke ouder 50% van de chromosomen levert.
  • Ik kan benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen. 


Begrippenlijst;
lichaamscellen - chromosomen - DNA - celdeling - dochtercel - gen/genen - genotype - fenotype - geslachtscellen - chromosomenparen. 

Slide 2 - Slide

Wat zit er allemaal in 1 cel;
in de celkern; chromosomen;
DNA

Slide 3 - Slide

Je lichaam bestaat uit cellen
Iedere lichaamscel 46 chromosomen, behalve zaadcel/eicel. 

Slide 4 - Slide

Ontstaan van genotype = meteen na de bevruchting van een eicel door een zaadcel. 

Slide 5 - Slide

Celdeling
Jouw hele lichaam is ooit begonnen bij één enkele bevruchte eicel.

Door celdeling ontstaan uit de bevruchte eicel ontstaan er meer dochtercellen.  

Die dochtercellen zijn steeds kopieën van de bevruchte eicel.

De informatie erf je van je ouders; 50% van je moeder, 50 % van je vader. 

Slide 6 - Slide

genotype 
 Het DNA in je chromosomen bevat informatie over duizenden eigenschappen. Voor elke eigenschap zijn een paar stukje DNA nodig. De stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor één eigenschap, vormen een gen. 

Het DNA  in één lichaamscel, bevat alle erfelijke informatie. Deze complete informatie noem je het genotype

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Je genotype zijn je erfelijke eigenschappen, 

maar je fenotype kan door invloeden uit het milieu veranderen (leefstijl en

 omgeving).

 

Slide 9 - Slide

Chromosomen in paren

Elke lichaamscel van de mens heeft 46 chromosomen.

Elke lichaamscel van de mens heeft 23 paren 
met telkens 2 chromosomen.

Slide 10 - Slide

Geslachtschromosomen
De lichamelijke geslachtskenmerken worden bepaald door de geslachtschromosomen.

Vrouw = XX
Man = XY



Slide 11 - Slide

(Intersekse)
  • Persoon met XY-chromosomen --> Vrouwelijke fenotype
  • Persoon met XX-chromosomen --> Mannelijke fenotype

  • Baby met beide geslachtskenmerken of geslachtkenmerk van 1 sekse maar mix van mannelijke en vrouwelijke chromosomen en/of hormonen. 

Slide 12 - Slide

Geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)
Door een speciale deling, komt steeds de helft van de chromosomen in een geslachtscel. Welke is steeds toeval. 

Slide 13 - Slide

Vragen?

Slide 14 - Slide

Aan de slag met huiswerk
  1.  Maak online van thema 5, van 5,1; opdracht 1 t/m 3 + 5 t/m 9
  2. maak online van thema 5, van  5.2; opdracht 1 t/m 4 


Zodra je punt voor PW thema 4 in magister staat, minimaal een 4,5 is en je wilt een herkansing, kom dan komende dinsdag naar een Invest-uur.





Slide 15 - Slide

4-cijferige code
DNA

Slide 16 - Slide




<.         gen        .>

Slide 17 - Slide

Chromosomen/DNA
Elke celkern van elke lichaamscel bevat 46 chromosomen. 

Deze chromosomen liggen als dunne draden in de celkern. 

Ze bestaan voor een groot deel uit de stof DNA.
 


Slide 18 - Slide