Lesson 5 writing and grammar : tags

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1,2

Question tags

Wat gaan we doen vandaag?

• Unit 3 lesson 5 blz 114 t/m 120
• opdracht 2 t/m 9 (behalve 7)
• 
  
• Uitleg over het gebruik van tags   
• 
  

We bekijken alle opgaven

Bij opgave 4,5 en 6 hoort instructie

Lesdoelen

Aan het einde van deze instructie ken je de regels voor het gebruik van tags ( aangeplakte vraagjes )  en kun je deze  toepassen bij tenminste 8 zinnen.

Instruction

Tag question: Kort vraagje aan het einde van de zin 

Je checkt of iets klopt en/of de ander  er ook zo over denkt als jij.  

Voorbeeld: You can hear me now, can't you? 

Vul aan:
It is nice weather ,________________?

1. is it?
2. isn't it ?

Tags 

Je gebruikt in de tag hetzelfde persoonlijk voornaamwoord als in de zin 

OF  het voornaamwoord dat hoort bij de naam of het woord: 

He is smart , isn't  he ?

Tom is smart , isn't  he ?

Tom and Jane are smart, aren't they ?

This dog is friendly, isn't it? 

You are my best friend, ...?

1. are we?
2. is he?
3. am I?
4. aren't you?

Ariana Grande is a singer, ...?

1. isn't she?
2. is he?
3. are you?
4. am I?

          Je gebruikt not OF in de zin Of in de tag

Vul aan:
This isn't difficult, ______________?

1. isn't it
2. is it?

That girl is new here, ...?

1. isn't she?
2. are we?
3. am I?
4. aren't I?

Staan er 2 werkwoorden in de zin dan herhaal je het eerste werkwoord :

Dus: Als er in de zin een hulpwerkwoord staat, zoals een vorm van to be, to have, to do, dan gebruik je dat ook in de tag. 

You have got a  bike,  haven't  you?

James doesn't like horses, does he?

Let op! Bij I am

I am great, aren't I?

Your arm doesn't hurt, ...........?

1. does it?
2. doesn't it?

She doesn't like him......?

1. is she?
2. do you?
3. isn't it?
4. does she?

Aangeplakte vraagjes

Staat er geen hulpwerkwoord in de zin  dan gebruik je do of does in de aangeplakte vraag. Net als in gewone vragen.

The boys play football, don't they?

She likes to ride her horse, doesn't she?

You know that shop, don't you?

It works fine, doesn't it?

The girls play soccer

1. do they?
2. don't they?
3. playn't they

The bus speeds up

1. doesn't it
2. isn't it?

The students can't come to school, ................ ?

1. can they?
2. can't they?

There

Je kan ook een zin met 'there' als onderwerp hebben : 

Voorbeeld: 
There is a lot of food at the party, isn't  there? 

There is a lot of noise, ..............?

1. is there?
2. isn't there?

Ik snap de question tags.

1. Ja.
2. Nee.
3. Met een beetje meer hulp.

Aan de slag!

Blz 114 opgave 2

Blz 115 opgave 3 en 4

Blz 116 opgave 5, 6 en 7

Blz 117 opgave 8