Diabetes Mellitus

1 / 51
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat zorgt er voor een hogere bloedglucosespiegel?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Wat zorgt er voor een hogere bloedglucosespiegel?
Glucose in voeding, hormonen denk aan corticosteroïden, adrenaline, groeihormoon, stress, leverziekten, verminderde insuline productie, verminderde gevoeligheid voor insuline, zwangerschap, enz.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Waardoor gaat de bloedglucosespiegel omlaag?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Waardoor gaat de bloedglucosespiegel omlaag?
 weinig eten, groot energieverbruik (bijvoorbeeld bij sporten),
door het gebruik van alcohol, orale diabetesmedicatie, insuline spuiten/pomp

Slide 5 - Slide

Als je alcohol drinkt, is je lever alleen maar bezig met het afbreken van de alcohol. Daardoor geeft je lever geen glucose meer af en daalt je bloedglucosewaarde. Ook de suiker in dranken als zoete wijn, mixdranken, likeur en bier. Er zijn dus twee effecten waar je rekening mee moet houden: het effect van alcohol en het effect van koolhydraten.
Welke 2 hormonen worden er geproduceerd door de alvleesklier?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Glucose wordt in de lever opgeslagen in een andere vorm. Hoe heet die vorm?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is het probleem bij dm type 1?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is het probleem bij diabetes type 1?
auto-immuunziekte
geen insuline

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is het probleem bij type 2?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Diabetes type 2
welvaartsziekte
lichaam reageert niet meer (goed) op insuline
erfelijk

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Waarom noemen we type 2 dm, geen ouderdomsdiabetes meer?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Waarom moet iemand met dm veel plassen?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat doen orale antidiabetica medicatie?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Biguaniden; Metformine 
  • Vermindering van de glucoseproductie in de lever;
  • Toename van de insulinegevoeligheid van perifere weefsels (met name spieren), waardoor glucoseopname en -gebruik toeneemt;
  • Remming van de absorptie van glucose in de darmen.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Sulfonylureumderivaten.; glibenclamide, glimepiride en tolbutamide 
Stimuleren de afgifte van insuline door de β-cellen in de pancreas.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Bij een hypoglycaemie,
heb je
A
Dorst
B
Honger

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Bij hyperglycaemie
A
Weinig dorst en weinig plassen
B
Veel dorst en veel plassen
C
Weinig dorst en veel plassen
D
Veel dorst en weinig plassen

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Complicaties van dm

Slide 41 - Mind map

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Diabetes mellitus betekent letterlijk:
A
suikerziekte
B
zoete ziekte
C
honingzoete doorstroming

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van diabetes komt het meest voor?
A
type 1
B
type 2
C
ze komen even vaak voor

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Diabetes type 1 is…
A
te genezen
B
auto-immuunziekte
C
welvaartsziekte
D
ouderdomssuiker

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

De hoofdoorzaak van diabetes type 2 is:
A
erfelijkheid
B
ongezond leefpatroon
C
niet bekend

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Insuline is:
A
een hormoon
B
een medicijn
C
een voedingsstof

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Bij een hypoglykemie zijn de waarden lager dan:
A
4mmol/l
B
6mmol/l
C
10mmol/l

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Patiënt X heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Dit is een hyperglycemie. Je dient extra insuline toe
B
Dit is een hypoglycemie. Je dient extra insuline toe.
C
Dit is een hyperglycemie. Je geeft snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil
D
Dit is een hypoglycemie. Je geeft snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-pil.

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Welke symptomen treden doorgaans op bij diabetes?
A
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en tremoren
B
Tremoren, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten
C
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions