Zinsdeel / deel van zinsdeel Omschrijving
De persoonsvorm (pv) Verandert bij getal/tijdproef.
Het werkwoordelijk gezegde (wwg) Alle werkwoorden van de zin.
Het naamwoordelijk gezegde (nwg) Wanneer er een koppelwerkwoord in de zin
staat en het koppelt aan het onderwerp.
Het onderwerp (ond) Wie/wat + gezegde
Het lijdend voorwerp (lv) Wie/wat + gezegde + onderwerp
Meewerkend voorwerp (mv) Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp +
lijdend voorwerp.
De bijwoordelijke bepaling (bwb) Waar, wanneer, waarmee, hoe, hoeveel.