ZINNEN MAKEN

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Waarom is het belangrijk om de juiste zinsvolgorde te gebruiken?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Zinsvolgorde met 1 werkwoord
  1. Wie
  2. Werkwoord
  3. Wanneer  
  4. Wat
  5. Waar

Slide 5 - Slide

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.



breng – volgende week – terug naar de bibliotheek – ik – dat boek 

Slide 6 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.



heeft – een cd-speler – mijn broer – sinds een paar weken – in zijn auto 
  

Slide 7 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



bij de avondwinkel – doen – veel mensen – in het weekend en ‘s avonds – boodschappen

Slide 8 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



lezen - de oude man - in het park - de krant - vaak 
   

Slide 9 - Open question

Zinnen                                maken

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zinsvolgorde met 2 werkwoorden
  1. Wie
  2. Eerste werkwoord
  3. Wanneer  
  4. Wat
  5. Waar
  6. Tweede werkwoord

Slide 12 - Slide

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



bijna iedereen – bij McDonald’s – wel eens – hebben – een hamburger – gegeten.

   

Slide 13 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



mijn broer – ik – opzoeken – in Duitsland – willen – volgende maand 
   

Slide 14 - Open question

eten
morgen bij ons
Kees
blijft

Slide 15 - Drag question

op vakantie veel
Ik
wandelen
ga

Slide 16 - Drag question

Maya
spreken
kan
goed Nederlands

Slide 17 - Drag question

bij hun oma
slapen
willen
de kinderen

Slide 18 - Drag question

moet
veel nieuwe woorden
Jareq
leren

Slide 19 - Drag question

rijden
hier 50 km per uur
mag
Je

Slide 20 - Drag question

mag
u
meenemen
gratis een boekje

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Slide

Maak een gesloten vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil weten of de docent in Amsterdam woont.
   

Slide 23 - Open question

Maak een gesloten vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil weten of jouw broer morgen komt.
   

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Maak een open vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil de tijd weten.
   

Slide 27 - Open question

Maak een open vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil de woonplaats van jouw klasgenoot weten.
   

Slide 28 - Open question

Oefenen met werkwoorden. Sleep het juiste werkwoord naar de juiste plek. 
De trein
Ik                     in de trein. De trein                    op het perron. Naast mij                    andere mensen. Zij
met mij mee. Je                    een reiziger in de trein een  passagier. 
Als je mee                   ,                   je een kaartje nodig. Dit kaartje                    je bij het loket of de automaat. De conducteur                             jouw kaartje.
zit
staat
staan
reizen
noemt
reist
heb
koop
controleert

Slide 29 - Drag question

Wat zeg je? Sleep de juiste vraag naar het juiste antwoord.
feliciteren
bedanken
informatie vragen
mening vragen
Van harte gefeliciteerd met uw verjaardag.
Waar is het station?
Bedankt voor het fijne schooljaar.
Wat vindt u van dit schilderij?

Slide 30 - Drag question

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

NT2 Taalspel

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide