Voortraject grammatica

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Waarom is het belangrijk om de juiste zinsvolgorde te gebruiken?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.



breng – volgende week – terug naar de bibliotheek – ik – dat boek 

Slide 6 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.



heeft – een cd-speler – mijn broer – sinds een paar weken – in zijn auto 
  

Slide 7 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



bij de avondwinkel – doen – veel mensen – in het weekend en ‘s avonds – boodschappen

Slide 8 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



lezen - de oude man - in het park - de krant - vaak 
   

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



bijna iedereen – bij McDonald’s – wel eens – hebben – een hamburger – gegeten.

   

Slide 11 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



mijn broer – ik – opzoeken – in Duitsland – willen – volgende maand 
   

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Maak een gesloten vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil weten of de docent in Amsterdam woont.
   

Slide 14 - Open question

Maak een gesloten vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil weten of jouw broer morgen komt.
   

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Maak een open vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil de tijd weten.
   

Slide 17 - Open question

Maak een open vraag. Wat vraag je?
Let op hoofdletters en leestekens.



Je wil de woonplaats van jouw klasgenoot weten.
   

Slide 18 - Open question

Oefenen met werkwoorden. Sleep het juiste werkwoord naar de juiste plek. 
De trein
Ik                     in de trein. De trein                    op het perron. Naast mij                    andere mensen. Zij
met mij mee. Je                    een reiziger in de trein een  passagier. 
Als je mee                   ,                   je een kaartje nodig. Dit kaartje                    je bij het loket of de automaat. De conducteur                             jouw kaartje.
zit
staat
staan
reizen
noemt
reist
heb
koop
controleert

Slide 19 - Drag question

Wat zeg je? Sleep de juiste vraag naar het juiste antwoord.
feliciteren
bedanken
informatie vragen
mening vragen
Van harte gefeliciteerd met uw verjaardag.
Waar is het station?
Bedankt voor het fijne schooljaar.
Wat vindt u van dit schilderij?

Slide 20 - Drag question